John 1:9

20) verlicht

Namelijk met rede en verstand.

21) een iegelijk mens,

Grieks alle.

22) komende in

Namelijk door de natuurlijke geboorte, gelijk Joh. 18:37.

Joh 18.37

John 8:12

12) wederom tot

Namelijk nadat zijne predikatie, door de voorgaande beschuldiging der overpriesters, opgehouden of verhinderd was geweest.

13) henlieden, zeggende:

Namelijk de Joden in den tempel vergaderd.

14) het licht

Het schijnt dat Christus des morgens zeer vroeg in den tempel gekomen zijnde, Joh. 8:2, alzo de zon opging, daaruit aanleiding genomen heeft van het ware geestelijke licht te spreken; gelijk Hij ook dikwijls elders bij andere gelegenheden gedaan heeft; Joh. 4:10, en Joh. 6:35.

Joh 8.2 4.10 6.35

15) der wereld;

Dat is, die het ware licht der zaligmakende kennis geeft, niet alleen den Joden, maar ook den heidenen. Zie Jes. 49:6.

Isa 49.6

16) volgt, zal in de

Dat is, die mijne leer met een waar geloof aanneemt en gehoorzaamt.

17) duisternis niet

Namelijk der dwalingen en zonden.

18) des levens hebben.

Dat is, dat de mensen brengt tot het eeuwige leven. Zie Joh. 6:68.

Joh 6.68

2 Peter 1:19

65) het profetische woord,

Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk. 1:70; Joh. 5:39; Hand. 10:43; Rom. 1:2; 1 Petr. 1:10.

Lu 1.70 Joh 5.39 Ac 10.43 Ro 1.2 1Pe 1.10

66) dat zeer vast is,

Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand. 17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef. 2:20, welke verklaring de eenvoudigste is.

Ac 17.11 Eph 2.20

67) daarop acht hebt,

Of u daaraan houdt.

68) een licht, schijnende

Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk. 6:23; Ps. 19:9, en Ps. 119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid.

Pr 6.23 Ps 19.8 119.105

69) in een duistere plaats,

Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh. 1:5; 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Cor. 13:9, enz.

Joh 1.5 1Co 2.14 Eph 4.17,18 1Co 13.9

70) de dag aanlichte,

Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven.

71) morgenster

Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb. 21:23, en Openb. 22:5,16.

Re 21.23 22.5,16

72) opga in uw harten.

Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.

Revelation of John 2:28

70) de morgenster geven.

Hierdoor wordt geschikt verstaan een groter licht der kennis van Christus, die gelijk de morgenster den dag voorgaat, zo ook hier in onze harten gedurig zal lichten, totdat de zon der volkomen kennis Gods in ons zal schijnen, als God zal zijn alles in allen, 1 Cor. 15:28. Zie ook 2 Petr. 1:19, en Openb. 22:16; waar Christus en Zijn kennis met de morgenster wordt vergeleken.

1Co 15.28 2Pe 1.19 Re 22.16

Revelation of John 21:2

5) het nieuwe Jeruzalem,

Hoewel de gemeente van Christus in het algemeen ook soms aldus genoemd wordt, gelijk te zien is Gal. 4:26; Hebr. 12:22, omdat Jeruzalem daarvan een figuur en voorbeeld was, zo wordt hier nochtans de triomferende Kerk van Christus, en de plaats harer woning zo genaamd, omdat dan in haar zal volmaakt worden, hetgeen in deze wereld aan haar was begonnen. Zie Ps. 132:14.

Ga 4.26 Heb 12.22 Ps 132.14

6) nederdalende

Niet dat de woonplaats der zalige gelovigen hiernamaals buiten den hemel zal zijn, want het tegendeel wordt betuigd Joh. 14:2,3; Filipp. 3:20; 1 Thess. 4:17. Maar dit wordt gezegd ten opzichte van het voorbeeld, of van het gezicht dat Johannes daarvan heeft gezien, en ten opzichte van de kracht, waardoor dit alles is teweeggebracht. Zie Hebr. 11:10, en Openb. 3:12.

Joh 14.2,3 Php 3.20 1Th 4.17 Heb 11.10 Re 3.12

7) toebereid als

Namelijk gelijk in Openb. 19:7 gezegd is, dat zij als een bruid zich toebereidde, namelijk tegen Christus' komst; zo wordt hier gezegd, dat zij reeds toebereid was, dat is, ten volle versierd en verheerlijkt, om met Christus haar bruidegom eeuwig verenigd te blijven. Zie Ef. 5:27.

Re 19.7 Eph 5.27
Copyright information for DutKant