John 10:11
21) Herder; de goede Namelijk van God tevoren beloofd, Ezech. 34:23; Zach. 13:7, en elders. Tevoren heeft Hij zichzelven de deur genoemd, hier noemt Hij zich den herder; beide past zeer wel op Hem ten verscheiden aanzien. Eze 34.23 Zec 13.7 22) leven voor de schapen. Grieks ziel.
Copyright information for
DutKant