John 10:11

21) Herder; de goede

Namelijk van God tevoren beloofd, Ezech. 34:23; Zach. 13:7, en elders. Tevoren heeft Hij zichzelven de deur genoemd, hier noemt Hij zich den herder; beide past zeer wel op Hem ten verscheiden aanzien.

Eze 34.23 Zec 13.7

22) leven voor de schapen.

Grieks ziel.

Romans 8:33-34

94) beschuldiging inbrengen

Namelijk van zonde, of schuld der zonde. Want dat is het waarmede wij door de wet, Joh. 5:45, door onze eigen conscientie, Rom. 2:15, of ook door den Satan, Openb. 12:10, voor God zouden kunnen beschuldigd worden.

Joh 5.45 Ro 2.15 Re 12.10

95) rechtvaardig maakt.

Dat is, die ons van de zonde en straf der zonde vrijspreekt, en volgens dien de beschuldigingen door Zijne vrijstelling voorkomt.

96) die verdoemt?

Dat is, die den vloek en de straf der zonde tegen ons zou uitvoeren.

97) Die gestorven is;

Namelijk om ons van den vloek en de straf der zonde te bevrijden; Gal. 3:13.

Ga 3.13

98) opgewekt is,

Namelijk om ons de rechtvaardigheid toe te brengen; Rom. 4:25.

Ro 4.25

99) ter rechter[hand] Gods is,

Namelijk om ons van alle vijanden te verlossen, en den Heiligen Geest tot verzekering hiervan te geven; Joh. 16:7; Hand. 2:33.

Joh 16.7 Ac 2.33

100) Die ook voor ons bidt.

Namelijk om ons Zijne gerechtigheid door Zijn voorbidden toe te eigenen, Joh. 17:20; in deze vier zaken bestaat onze ganse verzoening met God.

Joh 17.20
Copyright information for DutKant