John 10:16

28) andere schapen, die

Namelijk de uitverkorenen uit de heidenen.

29) stal niet zijn;

Namelijk der Joodse gemeente; Joh. 11:51,52.

Joh 11.51,52

30) stem horen; en

Dat is, leer, van de apostelen en andere getrouwe dienaars des Woords hun voorgedragen.

31) kudde, [en] een Herder.

Dat is, ene gemeente, bestaande beiden uit Joden en heidenen; Ef. 2:13,14.

Eph 2.13,14

Ephesians 2:14

41) onze vrede,

Dat is, oorsprong en oorzaak van onzen vrede, zo tussen God en de mensen, als tussen de mensen zelf, namelijk Joden en heidenen.

42) deze beiden

Dat is, Joden en heidenen.

43) des afscheidsels

Of des tuins; namelijk die de Joden van de heidenen scheidde en afschutte, gelijk een muur twee huizen of plaatsen pleegt van elkander te scheiden. Waardoor de wet der ceremoni‰n verstaan wordt, die dit onderscheid tussen Joden en heidenen maakte. En Paulus schijnt hier ook te zien op het scheuren van het voorhangsel des tempels, dat scheurde toen Christus leed; Matth. 27:51; Luk. 23:45.

Mt 27.51 Lu 23.45
Copyright information for DutKant