John 10:2-3

5) een herder der schapen.

Dat is, een recht of deugdelijk herder.

6) Dezen doet de

Dat is, dezen stelt God de Heere door Zijnen Geest tot een herder Zijner schapen, verzekert Hem daarvan, en zegent Zijn dienst; Jes. 61:1; Hand. 13:2, en Hand. 20:28.

Isa 61.1 Ac 13.2 20.28

7) horen zijn stem;

Dat is, gehoorzamen en Zijne leer volgen.

8) bij name, en

Dat is, elk in het bijzonder; 2 Tim. 2:19.

2Ti 2.19

9) leidt ze uit.

Namelijk op een goede weide; Ps. 23:1,2.

Ps 23.1,2

Hebrews 1:2

8) gesteld heeft

Dit recht van Heere en bezitter van alles te zijn, heeft de Zoon Gods, niet alleen doordien Hij alles heeft geschapen, zoals de volgende woorden medebrengen, maar is ook tot een erfgenaam van alles gesteld, doordien Hij van den Vader van eeuwigheid tot een middelaar is uitverkoren, 1 Petr. 1:20, en van dezen in de wereld is gebracht, als Hij Hem de menselijke natuur heeft laten aannemen; Luk. 1:32, en Luk. 2:11; Hebr. 1:6; en eindelijk als Hij Hem, het werk onzer verlossing volvoerd hebbende, tot Zijn rechterhand heeft verheven; Ef. 1:21,22; Filipp. 2:9,10,11.

1Pe 1.20 Lu 1.32 2.11 Heb 1.6 Eph 1.21,22 Php 2.9,10,11

9) de wereld

Grieks de eeuwen; zoals Hebr. 11:3. Dat is, de wereld met alles wat daarin is, Joh. 1:3; Col. 1:16. Hetwelk de apostel bij het voorgaande voegt als de eerste reden, waarom Hem de Vader tot een erfgenaam en een Heere van alles heeft gesteld, namelijk daar Hij alles door Hem heeft geschapen, waarop de andere redenen in Hebr. 1:3 volgen, genomen van de heerlijkheid Zijns persoons en evengelijkheid met den Vader, en van de onderhouding aller dingen.

Heb 11.3 Joh 1.3 Col 1.16 Heb 1.3

Hebrews 3:3

9) Deze is zoveel meerder

Namelijk Christus, de apostel en hogepriester onzer belijdenis.

10) gebouwd heeft,

Of toegerust, toebereid.

11) dan het huis.

Namelijk dat door Hem gebouwd is, namelijk Zijn gemeente, waarvan Mozes een lidmaat is.

Hebrews 3:6

15) als de Zoon

Dat is, als de eigen Zoon en erfgenaam, want anders was ook Mozes een zoon Gods door het geloof.

16) huis wij zijn,

Dat is, gemeente, of huisgenoten; gelijk Hebr. 3:2.

Heb 3.2

17) de vrijmoedigheid

Dat is, het geloof of vertrouwen op Christus, waardoor wij een vrijmoedigen toegang hebben tot God, als tot onzen Vader. Zie hierna Hebr. 10:22, en Rom. 8:15, enz.

Heb 10.22 Ro 8.15

18) de roem der hoop

Dat is, waardoor wij van Gods gunst en toekomende heerlijkheid durven roemen; Rom. 5:2,3.

Ro 5.2,3

Revelation of John 3:7

18) Filadelfia is:

Dit was een stad in Mysi‰, niet ver van Lydi‰; zo genoemd door zekeren Attalus Filadelfus, die deze stad eerst had laten bouwen; die wel niet zeer bloeide, omdat zij vele aardbevingen onderworpen was, maar evenwel een zeer schone en vrome gemeente had, gelijk uit den brief zelf blijkt.

19) de Heilige, de

Deze twee titels worden God doorgaans in het Oude Testament toegeschreven, gelijk te zien is Jes. 6:3; Ps. 145:17, welke Christus, als de ware Zoon Gods, Zichzelf hier ook geeft, daar Hij is degene die niet alleen in Zichzelf heilig is, maar ook ons heilig maakt, en die waarachtig is in al zijn beloften en dreigementen.

Isa 6.3 Ps 145.17

20) den sleutel Davids

Dat is, der gemeente van Christus, waarvan David en zijn huis een voorbeeld was. Hier wordt gezien op de plaats Jes. 22:22, waar aan Eljakim zulke belofte wordt gedaan, en daardoor wordt verstaan de opperste macht van inlaten in de gemeente, en uitsluitend uit deze, en vervolgens ook in en uit den hemel, gelijk Christus Zijn gemeente ook een geestelijke macht, doch onder Hem, beloofd heeft; Matth. 16:19; Matth. 18:18.

Isa 22.22 Mt 16.19 18.18
Copyright information for DutKant