John 11:51-52

51) het volk;

Namelijk der Joden.

52) de kinderen Gods,

Dat is, de uitverkorenen uit alle volken door de ganse wereld; Openb. 5:9.

Re 5.9

53) een zou vergaderen.

Namelijk lichaam, kudde of gemeente; gelijk Joh. 10:16; Ef. 2:14.

Joh 10.16 Eph 2.14

Romans 5:6

14) Christus,

Dit is het andere fondament onzer hoop, de verzekerdheid der liefde van Christus jegens ons, die ons met God verzoend heeft toen wij nog vreemd van Hem waren, veel meer dan ons behouden zal, nadat wij nu Zijne vrienden door het geloof geworden zijn.

15) krachteloos waren,

Of, onmachtig; namelijk om onszelven te verlossen, als overwonnen van de zonde gelijk van ene dodelijke ziekte.

16) te Zijner tijd

Of, ter rechter, of bekwamer tijd; dat is, in den tijd van God bestemd; Gal. 4:4.

Ga 4.4

17) de goddelozen gestorven.

Dat is, die in zichzelven zondaars waren, en door hunne zonden Gods toorn meer en meer over zich verwekten.

Romans 5:8

21) bevestigt

Of, recommandeert, aanprijst.

22) nog zondaars waren.

Dat is, als de zonde over ons nog hare heerschappij had; Joh. 9:31; Rom. 6:17,19,20.

Joh 9.31 Ro 6.17,19,20

Romans 8:32

88) niet gespaard heeft,

Namelijk en daarmede, als een ontwijfelijke getuigenis, getoond heeft dat Hij met ons is; Rom. 5:8.

Ro 5.8

89) ons allen

Namelijk die in Hem geloven, die Hem liefhebben en naar Zijn voornemen geroepen zijn.

90) overgegeven,

Namelijk in den dood; Rom. 4:25.

Ro 4.25

91) met Hem

Namelijk Christus Jezus, die de allerkostelijkste gave is, in welke alle schatten der wijsheid en wetenschap verborgen zijn, Col. 2:3, zodat degene, die Hem heeft, alles heeft wat hem tot zaligheid nodig is.

Col 2.3

92) alle dingen

Dat is, al wat ons tot onze eeuwige zaligheid nodig is.

93) schenken?

Namelijk uit genade, gelijk het Griekse woord medebrengt; hetwelk dan gesteld wordt tegen al de verdiensten der mensen.

1 John 2:2

8) verzoening

Grieks hilasmos; verzoening, dat is, verzoener; gelijk in denzelfden zin Paulus Hem noemt hilasterion; dat is, verzoendeksel, Rom. 3:25. Zie de aantekeningen aldaar. En Hij wordt hier de verzoening zelf genoemd, omdat Hij zichzelf tot verzoening heeft opgeofferd, Joh. 17:19; Hebr. 10:14, en dat Hij alleen en volmaakt ons met God verzoend heeft; Hebr. 9:28.

Ro 3.25 Joh 17.19 Heb 10.14 9.28

9) voor onze zonden;

Namelijk omdat Hij voor deze in onze plaats de straf dragende, en daarmede de gerechtigheid Gods voldoende, den toorn Gods stilt, en zo God met de mensen verzoent; 2 Cor. 5:21.

2Co 5.21

10) de onze, maar

Namelijk der apostelen en der andere gelovigen die nu leven.

11) der gehele wereld.

Dat is, van alle mensen, die in de ganse wereld uit alle volken, Joh. 11:52; Openb. 5:9, nog in Hem zullen geloven. Want dat Hij alle en een ieder mens in de gehele wereld met God niet verzoent, blijkt zo uit de ervaring, als ook daaruit, dat Hij niet voor alle en voor een ieder mens den Vader heeft gebeden, Joh. 17:9, maar alleen voor degenen, die in Hem zullen geloven; Joh. 17:20.

Joh 11.52 Re 5.9 Joh 17.9,20
Copyright information for DutKant