John 12:36

45) weggaande verborg

Namelijk naar BethaniĀ‰; Matth. 21:17; Mark. 11:11; Luk. 21:37.

Mt 21.17 Mr 11.11 Lu 21.37

Ephesians 5:8

9) duisternis,

Dat is, duister of onwetend van verstand, om het goede van het kwade behoorlijk te onderscheiden. Zie Ef. 4:18.

Eph 4.18

10) licht in den Heere;

Dat is, door Gods Geest verlicht, om het goede van het kwade te onderscheiden, en anderen met een goed voorbeeld als lichten voor te gaan.

11) kinderen des lichts.

Dat is, die het licht van het Evangelie deelachtig zijt, en daarvan belijdenis doet, en u daarvan noemt en roemt, gelijk kinderen van hunnen vader, 1 Thess. 5:5.

1Th 5.5

1 Thessalonians 5:5

11) Gij

Namelijk die in Christus gelooft.

12) kinderen des lichts

Dat is, met de ware kennis van Christus en van Zijn wil begaafd, en daaraan als kinderen hunnen vader gehoorzamen.

1 Thessalonians 5:8

17) die

Dat is, die kinderen des lichts zijn, gelijk hij 1 Thess. 5:5 gesproken heeft.

1Th 5.5

18) het borstwapen

Dat is, voorzien zijnde met het geloof en de liefde, als met een borstwapen tegen aanvallen des Satans. Zie 1 Petr. 5:8, 1 Petr. 5:9.

1Pe 5.8,9

19) [tot]

Dat is, als een helm. zie van deze gehele geestelijke wapenrusting eens Christens, Ef. 6:11, enz.

Eph 6.11

1 John 1:5-6

20) de verkondiging,

Grieks epangelia. Welk woord meest betekent belofte; doch wordt hier wel zo geschikt overgezet verkondiging; omdat hetgeen volgt, niet zozeer een belofte als wel een verkondiging bevat.

21) Hem gehoord hebben,

Namelijk Jezus Christus.

22) een Licht is,

Namelijk zo in zichzelf met Zijn verstand alles klaar wetende, en in Zijn wil geheel zuiver en heilig zijnde; alsook omdat Hij de mensen verlicht door Zijn Geest; Joh. 1:4.

Joh 1.4

23) gans geen duisternis

Namelijk van enige onwetendheid, dwalingen of onheiligheid.

24) de duisternis

Namelijk van onwetendheid, dwalingen, onheiligheid en zonden, die werken der duisternis zijn; Ef. 5:11.

Eph 5.11

25) wandelen, zo

Namelijk zo dat de zonden over ons zou heersen; Rom. 6:12,14,17,20.

Ro 6.12,14,17,20

26) liegen wij,

Dat is, zeggen de waarheid niet, daar God den zodanigen Zijn gemeenschap niet heeft beloofd en degenen, die waarlijk in de gemeenschap van God zijn, niet wandelen in de duisternis, 1 Joh. 3:9; want het licht en de duisternis hebben geen gemeenschap met elkander; 2 Cor. 6:14.

1Jo 3.9 2Co 6.14

27) en doen de waarheid niet.

Dat is, handelen niet oprecht; Joh. 3:21.

Joh 3.21
Copyright information for DutKant