John 14:2-3

3) het huis Mijns

Dat is, in den hemel.

4) woningen;

Of, blijvingen, of verblijfplaatsen; dat is, daar is ruimte genoeg niet alleen voor mij, maar ook voor ulieden en voor alle gelovigen.

5) anderszins zo

Grieks en indien niet; namelijk het zo ware.

6) gezegd hebben;

Dat is, Ik zou u met geen ijdele hoop opgehouden hebben.

7) kome Ik weder

Dat is, zal komen, namelijk ten laatsten dage; Hebr. 9:28.

Heb 9.28

8) zijn moogt,

Namelijk niet alleen naar de ziel, terstond na den dood, maar ook naar lichaam en ziel na het uiterste oordeel; Luk. 23:43; 2 Cor. 5:1,8; Filipp. 1:23; 1 Thess. 4:17.

Lu 23.43 2Co 5.1,8 Php 1.23 1Th 4.17

9) waar Ik ben.

Dat is, waar Ik zijn zal.

Philippians 3:20

84) onze wandel

Of, burgerschap, dat is, burgerlijke verkering en wijze van leven der rechte Christenen. Zie Filipp. 1:27.

Php 1.27

85) is in de hemelen,

Dat is, zodanig, dat zij altijd trachten niet naar aardse dingen, maar naar hemelse, en naar de heerlijkheid, die in de hemelen is weggelegd. Zie Col. 3:1,2.

Col 3.1,2

86) waaruit wij

Grieks uit welke; namelijk plaats der hemelen. Zie dergelijke Matth. 2:9.

Mt 2.9

87) verwachten,

Namelijk om te komen oordelen de levenden en de doden; Hand. 1:11.

Ac 1.11

1 Thessalonians 4:17

38) opgenomen

Gr. gerukt, getrokken; namelijk nadat zij zullen veranderd en Zijn verheerlijkt lichaam in een ogenblik tijds gelijkvormig gemaakt zijn; 1 Cor. 15:51; Filipp. 3:20, Filipp. 3:21.

1Co 15.51 Php 3.20,21

39) in de wolken

Die namelijk als een wagen zullen zijn, waardoor zij tot Christus in de lucht opgevoerd zullen worden, gelijk van Elia gezegd wordt, 2 Kon. 2:11, en van Christus zelf, Hand. 1:9.

2Ki 2.11 Ac 1.9

40) in de lucht

Namelijk waar Hij Zijn gericht zal houden, voor de ogen aller mensen, die door de engelen zullen bijeengebracht zijn tot Zijne rechter- en tot Zijne linkerhand. Zie Matth. 25:31, enz.; Openb. 1:7.

Mt 25.31 Re 1.7

41) met den Heere

Namelijk Christus Jezus in den hemel; Joh. 14:2, Joh. 14:3.

Joh 14.2,3

Hebrews 11:10

31) de stad,

Dat is, den hemel, of het hemelse Jeruzalem, waarvan het land Kana„n en daarna ook Jeruzalem maar schaduwen waren.

32) die fondamenten heeft,

Namelijk welke vast en onbewegelijk waren. De apostel stelt die tegen de tabernakelen, die geen fundamenten hadden. Zie hierna Hebr. 13:14; Openb. 3:12, en Openb. 21:2, enz.

Heb 13.14 Re 3.12 21.2

33) Kunstenaar en Bouwmeester God is.

Dat is, aftekenaar of ordineerder naar de kunst, gelijk placht te geschieden eer men tot bouwen van de steden voortgaat.

Revelation of John 3:12

30) tot een pilaar im den tempel

Dat is, in de gemeente der uitverkorenen van mijn God, die hier wordt opgetimmerd, en hiernamaals in den hemel zal verbouwd zijn; en hier ziet de apostel op de twee kolommen, die in den tempel van Salomo gesteld waren, waarvan te lezen is 1 Kon. 7:15, die een versiersel en vastigheid daarin waren, waarvan de ene door Salomo genoemd is Jachin, dat is, hij zal bevestigen, en de andere Boaz, dat is, in hem is sterkte. Zie ook Gal. 2:9.

1Ki 7.15 Ga 2.9

31) hij zal niet meer

Namelijk, gelijk deze pilaren, die schaduwen waren in den tempel van het Oude Testament, van de Chalde‰n daaruit zijn weggevoerd, gelijk te zien is Jer. 52:17. Want die een pilaar is in de gemeente der ware uitverkorenen, kan niet vervoerd worden, Matth. 24:24, en wordt nooit uitgeworpen; Joh. 6:37.

Jer 52.17 Mt 24.24 Joh 6.37

32) ik zal op hem schrijven

Namelijk gelijk men op de kolommen enige eretitels placht te schrijven, en gelijk de twee kolommen in den tempel van Salomo deze twee namen ook voerden, waarvan tevoren gesproken is.

33) den naam mijns Gods,

Namelijk tot een teken dat hij God als een eigendom toekomt, gelijk wij plegen dingen, die ons eigen zijn, met onzen naam te tekenen, en gelijk ook eertijds de soldaten met den naam hunner oversten, en de dienstknechten met den naam van hun heren plachten getekend te worden. Zie hierna Openb. 7:3. Want hoewel wij hier weten dat wij kinderen Gods zijn, zo is het nochtans inderdaad niet geopenbaard wat wij worden zullen; 1 Joh. 3:2.

Re 7.3 1Jo 3.2

34) des nieuwen Jeruzalems,

Dat is, de ware gemeente van Christus die hier gesteld wordt tegen het uiterlijk of oude Jeruzalem gelijk Gal. 4:26.

Ga 4.26

35) dat uit den hemel

Namelijk ten opzichte van de kracht waardoor zij op de aarde wordt vergaderd, en van de heerlijkheid, waarmede zij ten laatsten dage zal worden aangedaan. Zie Openb. 21:2, enz.

Re 21.2

36) [ook] mijn nieuwen naam.

Namelijk tot een teken dat hij mijn dienaar is en mijn heerlijkheid zal deelachtig worden. Van welken nieuwen naam, dien Christus van den Vader na Zijn verhoging heeft verworven; zie Filipp. 2:9,10; Openb. 19:12,16.

Php 2.9,10 Re 19.12,16
Copyright information for DutKant