John 15:16

38) uitverkoren, maar

Namelijk eerst om uw Heere en Zaligmaker te zijn.

39) uitverkoren, en

Namelijk uit de wereld om mijne vrienden te zijn en u zalig te maken, Joh. 15:19.

Joh 15.19

40) gesteld, dat

Dat is, daartoe geroepen.

41) heengaan en

Namelijk door de ganse wereld, om met leren en goede voorbeelden de mensen te bekeren.

42) wat gij van

Namelijk nodig en dienstig tot voortbrenging dezer vruchten.

John 15:19

47) van de wereld

Grieks uit.

48) het hare

Grieks het eigene; dat is, wat haar eigen is, of gelijk is.

49) van de wereld

Grieks uit.

50) uitverkoren,

Dat is, afgezonderd om mij gelijk te zijn en mij te volgen; Rom. 8:29.

Ro 8.29

John 17:6

15) uit de wereld

Dat is, uit de gemenen hoop der mensen.

16) gegeven hebt.

Namelijk niet alleen tot trouwe apostelen en getuigen, maar ook om hen zalig te maken, Joh. 17:2.

Joh 17.2

17) Uw, en Gij

Namelijk door uw eeuwige verkiezing; 2 Tim. 2:19.

2Ti 2.19

Romans 8:29

79) te voren gekend heeft,

Namelijk voor de Zijnen, gelijk Joh. 10:14,27. Dat is, die Hij van eeuwigheid in Christus heeft verkoren ten eeuwigen leven; Rom. 11:2; Ef. 1:4; 1 Petr. 1:2, en hierna Rom. 8:33.

Joh 10.14,27 Ro 11.2 Eph 1.4 1Pe 1.2 Ro 8.33

80) den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn,

Namelijk niet alleen in het lijden, maar ook inzonderheid in de heiligmaking en verheerlijking, die daarna zal volgen; 1 Cor. 13:12, en 1 Cor. 15:48, en 2 Cor. 3:18.

1Co 13.12 15.48 2Co 3.18

Ephesians 1:3

3) Gezegend zij

Het woord zegenen wordt in Ef. 1:3 op twee‰rlei wijze genomen. Want de mens zegent God als hij Hem looft en dankt. En God zegent den mens, wanneer Hij hem zijne genade en weldaden bewijst; beide een Hebreeuwse wijze van spreken. En hier ziet de apostel op de woorden des verbonds, in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden, Gen. 22:18.

Eph 1.3 Ge 22.18

4) en Vader van

Dat is, God, die de Vader is onzes Heeren Jezus Christus, 1 Cor. 15:24; en wordt van Paulus en andere apostelen onder het Nieuwe Testament deze wijze van Gods benaming gebruikt, in plaats dat in het Oude Testament God in zulke zegeningen genoemd wordt de Heere, de God Isra‰ls, of de God Abrahams, Izaks, en Jakobs, met welke God eerst zijn verbond had gemaakt. Zie Luk. 1:68.

1Co 15.24 Lu 1.68

5) alle geestelijke

Dat is, allerlei.

6) in den hemel

Grieks, in de hemelse; of overhemelse; namelijk plaatsen, gelijk Ef. 1:20, en Ef. 2:6. En hierdoor wordt te kennen gegeven dat God ons als uit Zijnen troon deze geestelijke zegeningen heeft medegedeeld, en dat ze daartoe dienen, om ons in den hemel gelukzalig te maken; Matth. 5:12, en 1 Petr. 1:4. Welke zegeningen hierna tot Ef. 1:15 toe in het bijzonder worden verhaald.

Eph 1.20 2.6 Mt 5.12 1Pe 1.4 Eph 1.15

7) in Christus.

Namelijk als in ons Hoofd. Zie Ef. 1:22,23, en Ef. 2:5,6,7, en Ef. 4:15,16. Zie ook Joh. 1:16; Filipp. 3:20. Of, om ons zalig te maken.

Eph 1.22,23 2.5,6,7 4.15,16 Joh 1.16 Php 3.20
Copyright information for DutKant