John 17:19

49) Ik heilige Mijzelven

Dat is, Ik geef mijzelven over tot een heilige offerande.

50) geheiligd mogen

Dat is, door de kracht en verdiensten van deze mijne offerande de vergeving hunner zonden en de heiligmaking des Geestes mogen verkrijgen; Hebr. 10:10,14.

Heb 10.10,14

51) in waarheid.

Dat is, waarlijk; of, door de waarheid niet gelijk v¢¢r dezen door de uitwendige ceremoni‰n der wet geschiedde, maar inderdaad volbrengende hetgeen door die ceremoni‰n afgebeeld is.

Acts 20:26

55) rein ben van

Dat is, onschuldig aan uw verderf, alzo ik u den weg der zaligheid getrouwelijk heb aangewezen. Zie Ezech. 3:18,19; Hand. 18:6.

Eze 3.18,19 Ac 18.6

Hebrews 3:7

19) de Heilige Geest zegt:

Namelijk door den mond van den profeet David, gelijk daarbij gevoegd wordt, Hand. 1:16. Zie ook 2 Sam. 23:2, en 2 Petr. 1:21.

Ac 1.16 2Sa 23.2 2Pe 1.21

20) Zijn stem

Namelijk Gods of des Messias' stem, waardoor God ook tot hen zou spreken; Hebr. 1:1.

Heb 1.1

21) hoort,

Of zult horen. Waarmede de profeet aanwijst, dat hij dit niet alleen verstaat van zijn stem, die toen sprak, maar nog van een andere stem, namelijk van den Messias, die daarna nog tot hen zou spreken.

2 Peter 1:10

43) roeping en verkiezing

Hoewel de roeping ten opzichte van den tijd de verkiezing volgt, die van eeuwigheid is, Ef. 1:4; daar de roeping in den tijd geschiedt, zo wordt nochtans de roeping hiervoor gesteld, omdat wij uit deze van onze verkiezing verzekerd worden; Rom. 8:30.

Eph 1.4 Ro 8.30

44) vast te maken;

Namelijk niet ten opzichte van God, Jes. 14:27, en Jes. 46:10; Rom. 11:29; 2 Tim. 2:13; maar ten opzichte van onszelf, om te vaster verzekerd te mogen zijn, dat wij door God tot de zaligheid zijn uitverkoren. In sommige boeken staat er nog bij: door de goede werken; namelijk als door de vruchten, waaruit een goede boom bekend wordt; Matth. 7:17,18.

Isa 14.27 46.10 Ro 11.29 2Ti 2.13 Mt 7.17,18

45) nimmermeer struikelen.

Namelijk zo, dat gij van de genade Gods gans zoudt uitvallen. Zie Ps. 37:24; Jud.:24; want anderszins struikelen wij allen in velen; Jak. 3:2; een gelijkenis, genomen van degenen, die in een loopbaan lopen. Zie 1 Cor. 9:24.

Ps 37.24 Jas 3.2 1Co 9.24
Copyright information for DutKant