John 17:5

13) verheerlijk Mij,

Dat is, stel mij tot uwe rechterhand in het volle gebruik mijner heerlijkheid, welke Ik van eeuwigheid wel bij u gehad heb, maar die in den tijd mijner vernedering in mijn menselijke natuur tot zaligheid der mensen, gelijk als verborgen is geweest. Zie Filipp. 2:6,7,8,9.

Php 2.6,7,8,9

14) eer de wereld

Dat is, van eeuwigheid; als de Heere der heerlijkheid; Joh. 12:41; 1 Cor. 2:8; Ef. 1:4.

Joh 12.41 1Co 2.8 Eph 1.4

John 17:24

59) Ik wil, dat

Dat is, Ik begeer of verzoek. Zie Mark. 10:35.

Mr 10.35

60) waar Ik ben,

Dat is, waar Ik binnenkort zal zijn, in mijne heerlijkheid in den hemel; 1 Thess. 4:17; Openb. 3:21.

1Th 4.17 Re 3.21

61) die bij Mij

Namelijk de apostelen en alle andere gelovigen.

62) zijn, die Gij Mij

Namelijk tot zijner tijd; met de ziel, terstond na den dood, 2 Cor. 5:8; Filipp. 1:23, en ook met het lichaam, na de algemene opstanding, Filipp. 3:21.

2Co 5.8 Php 1.23 3.21

63) gegeven hebt; want

Namelijk door de eeuwige geboorte, als uw eniggeboren Zoon, Joh. 5:26, en die Gij mij ook naar mijn menselijke natuur zult geven, als Ik tot uwe rechterhand verheerlijkt zal worden; Ef. 1:20,21; Filipp. 2:9.

Joh 5.26 Eph 1.20,21 Php 2.9

64) voor de grondlegging

Deze volgende woorden kunnen gevoegd worden, •f tot het woord gegeven, •f tot het woord liefgehad. Zie dergelijke Openb. 13:8.

Re 13.8
Copyright information for DutKant