‏ John 20:19

31) op denzelven

Hier volgt Johannes de rekening der dagen naar de wijze der Romeinen. Want alzo deze verschijning geschied is des avonds laat, als nu de twee discipelen van Emmas bij hen gekomen waren, Luk. 24:36, en derhalve de zon lang ondergegaan was, zo zou dit naar de Joden rekening niet de eerste maar de tweede dag der week zijn. Zie Joh. 19:14.

Lu 24.36 Joh 19.14

32) der week, en als

Grieks der sabbaten. Zie hiervoren Joh. 20:1.

Joh 20.1

33) kwam Jezus en

Hoe Christus daar binnen gekomen is, wordt niet uitgedrukt, en is niet nodig te onderzoeken, alzo Hij door Zijn goddelijke kracht zulks op verscheidene wijzen heeft kunnen doen, gelijk men zien kan Hand. 12:10, zodat men hieruit niet kan besluiten dat Zijn lichaam door de gesloten deuren zou doorgegaan of doorgedrongen zijn.

Ac 12.10

34) Vrede zij ulieden!

Dit was de gewone manier van groeten onder de Joden, waarmede zij elkander alle geluk en zaligheid toewensten.

‏ John 20:26

45) acht dagen

Hetwelk schijnt de tweede Zondag van Zijne verrijzenis te zijn, nadat het gehele paasfeest ge‰indigd was.

46) binnen, en Thomas

Namelijk hetzelfde huis binnen Jeruzalem; Luk. 24:33.

Lu 24.33

‏ Acts 1:4

8) Hij met [hen]

Of, als Hij hen bijeenvergaderd had.

9) de belofte

Dat is, den Heiligen Geest, dien de Vader door Hem beloofd had hun te zullen zenden; Luk. 24:49; Joh. 14:26.

Lu 24.49 Joh 14.26

‏ Acts 1:6

12) aan Israel

Dat is, aan het volk of de nakomelingen Isra‰ls.

13) het Koninkrijk

Namelijk hetwelk de profeten tevoren hebben gezegd, door den Messias te zullen opgericht worden, en zij nog meenden, naar de gemene dwaling, een werelds koninkrijk te zullen zijn.

‏ 1 Corinthians 15:6

15) van meer dan

Wanneer dit geschied is, wordt van de evangelisten niet beschreven. Sommigen menen dat het geschied is op den Olijfberg, als Hij ten hemel opgevaren is; Luk. 24:50; Hand. 1:9. Anderen menen dat dit geschied is in Galilea, waar Hij vele discipelen had. Zie Matth. 28:7.

Lu 24.50 Ac 1.9 Mt 28.7

16) nog overig is,

Gr. tot nu toe blijven; dat is, nog in het leven zijn.

17) ontslapen.

Dat is, gestorven zijn. Zie Ps. 13:4; Dan. 12:2; Matth. 9:24, en Matth. 27:52; Hand. 7:60; 1 Cor. 7:39, en 1 Cor. 11:30, en ook hier 1 Cor. 15:18,20,51.

Ps 13.3 Da 12.2 Mt 9.24 27.52 Ac 7.60 1Co 7.39 11.30 15.18,20 1Co 15.51

‏ Hebrews 2:10-12

24) Hem,

Namelijk God den Vader; gelijk Rom. 11:36.

Ro 11.36

25) kinderen

Grieks zonen; waarvan Christus de eerstgeborene wordt genoemd, wiens beeld de anderen moesten gelijkvormig worden; Rom. 8:29.

Ro 8.29

26) tot de heerlijkheid

Dat is, tot de gemeenschap der heerlijkheid Zijns Zoons, waar hij in Hebr. 2:9 van gesproken had.

Heb 2.9

27) den overste Leidsman

Dat is, auteur of oorzaak en voorganger, gelijk hij hierna, Hebr. 5:9, en Hand. 3:15, hem noemt.

Heb 5.9 Ac 3.15

28) heiligen.

Grieks teleiosai; hetwelk eigenlijk betekent volmaken, somwijlen heiligen, of, inwijden, welke betekenissen op Christus hier kunnen gepast worden. Hoewel het woord heiligen hier gehouden is, omdat Christus dit woord zo van zichzelf verklaart, Joh. 17:19, en Hebr. 2:11 zulks ook medebrengt. En door dit woord heiligen wordt alhier verstaan, dat de Vader geordineerd heeft dat Christus door Zijn gehoorzaamheid tot den dood des kruises in Zijn heerlijkheid zou ingaan, en ons met Hem daartoe ook bekwaam maken.

Joh 17.19 Heb 2.11
29) en Hij, Die heiligt,

Deze regel is genomen uit de wijze van heiligen in het Oude Testament, waar de hogepriester, en de anderen die hij heiligde, van eenzelfde natuur en oorsprong waren. Waar ook de eerstelingen waren van ‚‚ne natuur en oorsprong met de gehele massa, die daardoor geheiligd werden. Zie Rom. 11:16; Hebr. 5:1.

Ro 11.16 Heb 5.1

30) uit ‚‚n;

Het Griekse woord Henos, dat is, een massa, kan •f een Vader, •f, een natuur, betekenen. Doch daar de engelen ook een algemenen Vader, namelijk God, hebben, met de gelovigen, en de apostel hier wil bewijzen, dat Christus met Zijn gelovigen ‚‚ne gemeenschap heeft, die Hij met de engelen niet heeft, zo moet het woord een hier noodwendig van de enigheid der natuur worden genomen, gelijk de eerstelingen en de gehele massa van ‚‚ne natuur waren.

31) Hij Zich

Namelijk de Zoon Gods, of de leidsman hunner zaligheid.

32) niet schaamt

Dat is, niet verontwaardigt, namelijk, hoewel hij zeer veel waardiger is dan zij zijn.

33) Zeggende:

Namelijk in Ps. 22, welke psalm een gedurig verhaal is van de geschiedenis van het lijden van Christus, gelijk die daarom altijd voor het vroegoffer, volgens het opschrift des psalms, tot een verklaring van de betekenende zaak dezer offerande, werd gezongen. En daarom worden bij de evangelisten, wanneer zij handelen van het lijden van Christus, meer plaatsen uit dezen psalm aangehaald, dan uit enig ander hoofdstuk des Ouden Testaments.

Copyright information for DutKant