John 8:39

60) Abrahams kinderen

Dat is, rechte en ware kinderen Abrahams.

Romans 3:30

61) de besnijdenis

Dat is, de Joden.

62) de voorhuid door het geloof.

Dat is, de heidenen van afkomst.

Romans 4:11

19) het teken der besnijdenis

Dat is, de besnijdenis tot een teken en zegel, dat is verzegeling en versterking, van dat hij door het geloof gerechtvaardigd was; in welke woorden de natuur en eigenschap van alle sacramenten kortelijk wordt aangewezen, gelijk ook Gen. 17:11; Exod. 12:13; Ezech. 20:12. Namelijk dat zij dienen om het geloof niet eerst te werken, maar te verzegelen en te versterken, en daarom niet blote tekenen, maar ook zegelen zijn.

Ge 17.11 Ex 12.13 Eze 20.12

20) een vader van allen,

Namelijk naar welks voorbeeld of voetstappen God wil dat zowel heidenen als Joden door het geloof gerechtvaardigd zouden worden.

Romans 9:6-8

22) Doch [ik zeg

Of, doch het is niet mogelijk, dat het woord van God uitgevallen is. Hier begint de apostel een grote zwarigheid te beantwoorden, die tegen zijn voorafgaande leer kon ingebracht worden, namelijk hoe het kon geschieden, dat de rechtvaardigheid en heiligheid alleen door het geloof in Jezus Christus wordt verkregen, daar de Joden, met wie God Zijn Verbond gemaakt had, en aan wie de beloften van de rechtvaardigheid door den Messias voornamelijk geschied waren, Christus en het geloof in Hem verwierpen; het zou dan mogen geschenen hebben dat de beloften Gods krachteloos waren geworden; waarop de apostel antwoordt dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen, van Abraham, maar aan degenen, die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen, daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen; latende de anderen, door een rechtvaardig en ondoorgrondelijk oordeel, in hunne verdorvenheid verharden.

23) dit] niet,

Namelijk van de verwerping der Joden, Rom. 9:3.

Ro 9.3

24) het woord Gods

Dat is, de beloften van God aan Abraham en zijne nakomelingen gedaan, en door de profeten doorgaans herhaald.

25) uitgevallen;

Dat is, teniet of krachteloos gemaakt, gelijk een aarden pot, iemand ontvallende, in stukken gebroken wordt.

26) die zijn niet allen Israel,

Dat is, rechte Isra‰lieten, daar Gods beloften eigenlijk op gezien hebben.

27) die uit Israel zijn.

Dat is, van Jakob afkomstig zijn.

28) Abrahams zaad zijn,

Dat is, van Abraham naar het vlees geboren.

29) kinderen;

Dat is, ware kinderen en erfgenamen der beloften.

30) het zaad genoemd worden.

Dat is, het ware zaad, dat een erfgenaam zal zijn der beloften; en niet in Isma‰, die van de beloofde erve uitgesloten is, hoewel hij ook van Abraham vleselijk geboren was.

31) de kinderen des vleses,

Dat is, die alleen naar het vlees uit Abraham geboren zijn.

32) de kinderen der beloftenis

Dat is, die, gelijk Izak, uit kracht der belofte Gods, tegen den loop der natuur geboren is, alzo ook door kracht van Gods verkiezing en belofte tot het geloof zouden gebracht worden.

33) worden voor het zaad gerekend.

Namelijk aan welke God Zijn geestelijken zegen en Zijn erfdeel belooft.

Galatians 3:29

122) gij van Christus zijt,

Namelijk Galaten, die tevoren heidenen was, en nu in Christus gelooft.

123) Abrahams zaad,

Dat is Abrahams kinderen, gelijk gesproken wordt Gal. 3:7, van welke allen Christus het hoofd is, als het beloofde zaad Abrahams, Gal. 3:16,19.

Ga 3.7,16,19

124) naar de beloftenis

Namelijk die Abraham en zijn zaad gedaan is, en dienvolgens niet uit de werken der wet. Zie Gal. 3:18.

Ga 3.18

125) erfgenamen.

Namelijk des eeuwigen levens, waarvan het land Kana„n een voorbeeld was; Hebr. 11:9.

Heb 11.9
Copyright information for DutKant