Jonah 2:6

13) de gronden der bergen

Hebr. afsnijdingen; dat is, het uiterste, onderste, de wortels of gronden der bergen of klippen.

14) de grendels der aarde waren om mij henen

Hebr. de aarde, hare grendels; dat is: ik was in den grond van de zee, als in een vaste gevangenis, besloten en aan alle kanten van de aarde, hoge bergen en klippen omsingeld. Anders: de aarde [met] hare grendels was, enz.

15) in eeuwigheid

Zulks dat er geen schijn van uitkomen was, tenware Gij mij wonderbaarlijk hadt verlost.

16) verderf opgevoerd

Of, groef. Verg. boven Jona 2:3 en zie Ps. 7:16, en Ps. 16:10 met de aanteek.

Jon 2.3 Ps 7.15 16.10
Copyright information for DutKant