Joshua 11:10-11

12) het hoofd

Dat is, de hoofdstad; versta dit van dat deel des Kana„nietischen lands, waar Jozua te dien tijde den krijg voerde.

13) alle ziel,

Dat is, al de mensen, het vee hebben zij geroofd en voor zichzelven behouden.

14) niets over,

Dat is, geen mens.

Joshua 19:36

Jeremiah 49:28

99) Tegen

Of, van.

100) Kedar,

Vermeld boven Jer. 2:10; zie aldaar.

Jer 2.10

101) Hazor,

Hebreeuws, Chatsor; zie Jos. 11:10,11, en Jos. 15:23,25, en Jos. 19:36; 1 Kon. 9:15; 2 Kon. 15:29; uit vergelijking van welke plaatsen blijkt dat er verscheidene steden van dezen naam geweest zijn, zo in het noorden als in het zuiden van Kana„n, doch hier verstaan sommigen, dat gemeend worden de omstreken in woest Arabi‰, waarheen de Hazorieten zich begeven hebben nadat Jozua die stad verbrand, en ook naderhand Barak Jabin verslagen had. Hetwelk met de bijvoeging van Kedar en de kinderen van het Oosten niet kwalijk overeenkomt; vergelijk boven Jer. 25:24.

Jos 11.10,11 15.23,25 19.36 1Ki 9.15 2Ki 15.29 Jer 25.24

102) sloeg,

Gelijk boven Jer. 46:2.

Jer 46.2

103) oosten.

Zie Richt. 6:3.

Jud 6.3
Copyright information for DutKant