Joshua 12:14

10) Horma,

Zie de aantekeningen Richt. 1:17.

Jud 1.17

Judges 1:16-17

26) Keniet,

Versta, Jethro; zie Num. 24:21,22.

Nu 24.21,22

27) de Palmstad op,

Jericho. Zie Deut. 34:3.

De 34.3

28) Harad is;

De naam ener stad, gelegen bij het gebergte Se‹r, en misschien ook van een koning van die plaats. Zie Num. 21:1.

Nu 21.1

29) en zij gingen heen

Hebreeuws, en hij ging en woonde, of, bleef met, of, bij het volk. Hij, namelijk, de Keniet; dat is, Jethro's nakomelingen. Sommigen zetten het aldus over: Want hij [de Keniet] was [mede] getogen, en was gebleven, of, had gewoond bij het volk, namelijk Isra‰l. Zie Num. 10:29, en Num. 24:21,22; 1 Sam. 15:6.

Nu 10.29 24.21,22 1Sa 15.6
30) Juda dan toog met zijn broeder Simeon,

Hier wordt de historie, boven Richt. 1:8 verlaten zijnde, hervat en vervolgd.

Jud 1.8

31) Zefath,

Deze plaats wordt nergens meer vermeld; alleenlijk vindt men 2 Kron. 14:9,10 het dal Zefatha bij Maresa, in Juda. Sommigen zetten het aldaar over: Het dal [liggende] naar Zefath toe.

2Ch 14.9,10

32) verbranden hen:

Zie Deut. 2:34.

De 2.34

33) Horma.

Dat is, ban, verbanning. Vergelijk Num. 14:45, en Num. 21:3. Sommigen menen dat dit Horma is de koninklijke stad, gelegen aan de zuidelijke grenzen van Kana„n, aan het westelijke einde van het gebergte Se‹r. Zie Joz. 12:14, en Joz. 15:30, Joz. 19:4; 1 Sam. 30:30; 1 Kron. 4:30.

Nu 14.45 21.3 Jos 12.14 15.30 19.4 1Sa 30.30 1Ch 4.30
Copyright information for DutKant