Joshua 14:15

26) Hebron

Velen houden het er voor dat Kiriath-Arba is genoemd geworden Hebron, naar Hebron, den zoon van Kaleb, die 1 Kron. 2:42, genoemd wordt de vader Hebron.

1Ch 2.42

27) die

Arba is de naam van een man, van welken de stad haar naam heeft.

28) een groot mens

Zo ten aanzien zijner macht en autoriteit als der grootte van zijn lichaam: en groot onder de Enakim; dat is, de grootste onder hen, alzo ook Luk. 1:28.

Lu 1.28

29) het land rustte

Te weten, nadat Jozua aan Kaleb de stad Hebron gegeven en Kaleb dezelve had ingenomen; maar niet in dien tijd toen Kaleb haar van Jozua begeerde, Joz. 14:12, want toen was Hebron en nog vele landen te winnen.

Jos 14.12

Song of Solomon 1:8

35) Indien gij

Anders: dewijl gij dat niet weet; te weten, waar Ik mijne schapen weid. Dat is een antwoord van Jezus Christus op de voorgaande vraag zijner Bruid, Hoogl. 1:7; bestraffendd vriendelijk hare onwetendheid in deze nodige en gewichtige zaak. Anders: indien gij het u, of voor uzelve niet weet; alsof Hij zeide: Dewijl gij van uzelve onwetend zijt, zo zal Ik u onderwijzen.

So 1.7

36) schoonste

Hebreeuws, gij schone onder de vrouwen; dat is, gij, die de schoonste zijt. Aldus spreekt de engel tot de heilige jonkvrouw Maria: Gij zijt gezegend onder de vrouwen; dat is, de allergezegendste, of meer gezegend dan andere vrouwen; Luk. 1:28,42. Alzo wordt de leeuw gezegd sterk te zijn onder de beesten; dat is, de sterkste; Spreuk. 30:30. Zie de aantekening aldaar. De kerk Gods wordt de schoonste genoemd omdat zij door Jezus Christus' bloed en Geest gewasschenen en gezuiverd is van al hare zonden, Ef. 5:26,27, en begaafd met allerlei schone geestelijke deugden, alhoewel in zichzelve van nature lelijk en verachtzaam zijnde, Ezech. 16:3,4; zie boven, Hoogl. 1:5, en Hoogl. 1:15,16.

Lu 1.28,42 Pr 30.30 Eph 5.26,27 Eze 16.3,4 So 1.5,15,16

37) zo ga uit

Alsof hij zeide: Let op de voorbeelden der heilige patriarchen en anderen mijner uiverkorenen, die in de Heilige Schriftuur met voortreffelijke getuigenissen versierd zijn; Hebr. 11. Volg hun geloof en hunne werken na. Volg die na, die van den beginne aan der wereld mij gekend en gevolgd hebben, aanmerkende de uitkomst hunner wandeling; Hebr. 11:1,2, enz., en Hebr. 12:2, en Hebr. 13:7. Zie ook Jer. 6:16, en 1 Cor. 11:1.

Heb 11.1,2 12.2 13.7 Jer 6.16 1Co 11.1

38) schapen,

Versta hier door de schapen en de geiten de Christenen die zich tot Gods kerk begeven, Joh. 21:15,16, en 1 Petr. 2:25. Deze wil de Bruidegom dat de Bruid, dat is de kerk, zal aannemen en bezorgen, dat zij met de geestelijke spijs gevoed worden.

Joh 21.15,16 1Pe 2.25

39) bij de woningen

Dat is breng uwe kudden in de weide en kooi, die de profeten en apostelen gevolgd en aangewezen hebben, en die zij in hunne schriften der gemeente nagelaten hebben. Zie Ps. 77:21, en Ps. 78:70,71,72, en 2 Petr. 1:19, en 2 Petr. 3:2.

Ps 77.20 78.70,71,72 2Pe 1.19 3.2
Copyright information for DutKant