Joshua 24:22-23

24) vreemde goden weg,

Te weten de goden der vreemdelingen. Uit deze woorden is te zien, ofschoon er openlijk geen afgoderij is geduld geweest, dat er nochtans enigen onder de Isra‰lieten in dezen tijd waren, die de afgoden in het verborgen bij zich hadden, en die eerden en dienden. Zie Amos 5:25,26; Hand. 7:43. Zie ook Gen. 35:2.

Am 5.25,26 Ac 7.43 Ge 35.2

1 Kings 18:21

33) op twee gedachten?

Anders, springende op twee takken; want het Hebreeuwse woord betekent ook een tak, gelijk Jes. 17:6, maar voor gedachten wordt het genomen Job 4:13, en Job 20:2. Hij beschuldigt hen van twee dingen: I. Dat zij God en Ba„l tezamen wilden dienen; II. Dat zij niet besloten, wien van beiden alleen zij zouden aanhangen, dewijl zij wel behoorden geweten te hebben, dat er maar ‚‚n God is.

Isa 17.6 Job 4.13 20.2

34) God is,

Dat is, die enige en ware God, wien men alleen de godsdienstige eer schuldig is.

Matthew 4:10

11) satan,

Dat is, tegenstrijder, wederpartij, of hater. Zo wordt de duivel genaamd omdat hij der mensen vijand is. Zie 1 Petr. 5:8.

1Pe 5.8

Matthew 6:24

30) twee heren dienen;

Namelijk die elkander tegen zijn.

31) aanhangen

Of, zich aan den enen houden.

32) mammon.

Het is een Syrisch woord en betekent rijkdom, winst of schatten, die de mensen dikwijls als een god eren en dienen.

2 Corinthians 6:16

31) de tempel Gods met de

Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd.

32) gij zijt de tempel

Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21,22; 1 Petr. 2:5.

Eph 2.21,22 1Pe 2.5

33) des levenden Gods;

Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand. 17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden.

Ac 17.25

34) God gezegd heeft:

Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11,12, ten dele uit Ezech. 37:26.

Le 26.11,12 Eze 37.26
Copyright information for DutKant