Judges 1:7
8) [de kruimen] oplezende; Hetgeen van de tafel afviel, of hun toegeworpen werd. Ruth 2:12
20) uw loon zij volkomen, Dat God den weldadigen genadiglijk beloofd heeft. 21) onder wiens Of, die gij gekomen zijt, om onder zijn vleugelen toevlucht te nemen, of, bescherming te zoeken, of, u te betrouwen. 22) vleugelen Dat is, genadige beschutting, bescherming en koestering; een gelijkenis genomen van de jongen der vogels, die zich onder de vleugels der ouden verbergen om gekoesterd en bewaard te zijn. Zie Ps. 17:8, en Ps. 36:8, en Ps. 57:2, en Ps. 63:8, en Ps. 91:4; Matth. 23:37. Ps 17.8 36.7 57.1 63.7 91.4 Mt 23.37 1 Samuel 24:19
2 Samuel 3:39
76) teder, Dat is, ik ben nog gering van macht. Een gelijkenis van een jong kind genomen. 77) gezalfd ten koning, Dat is, ik ben nog zwak en jong in mijn koninkrijk. Ik ben wel van Samuel gezalfd tot een koning over gans Isral, maar heb nog inderdaad geen stam onder mij dan Juda alleen. 78) harder dan ik; Dat is, machtiger en vaster, dan dat ik hen zou durven of kunnen naar behoren straffen, vermits het groot aanzien, dat zij bij het krijgsvolk hebben. Aldus schijnt David [die zoveel proeven van Gods genadigen bijstand had] de politieke consideratin en menselijke vrees al te veel toegegeven te hebben, uitstellende de straf tot bekwamer gelegenheid, die hij nochtans bij zijn leven niet heeft gevonden of waargenomen, bevelende eindelijk de wraak zijnen zoon Salomo; 1 Kon. 2:5. 1Ki 2.5 79) de HEERE zal den boosdoener vergelden Dewijl het mij aan de macht nu ontbreekt, zo zal de Almachtige God hem straffen, of mij de macht nog verlenen, dat ik het doe of doe doen. Zie het begin hiervan onder, 2 Sam. 19:13, het vervolg 1 Kon. 2:5,6, en de volle uitvoering 1 Kon. 2:34. 2Sa 19.13 1Ki 2.5,6,34 Job 21:31
61) hem Te weten, den goddeloze. 62) weg Dat is, de manier, zo hij zijn leven aanstelt, om hem daarover te onderwijzen en te berispen. Zie Gen. 6:12. Ge 6.12 63) [wat] doet, Te weten, wat kwaads. 64) wie zal hem vergelden? Dat is, wie straft hem daarover? Want God laat hem hier voor het merendeel vrij gaan, en de mensen vrezen zijn geweld. Job 41:11
24) ruimen Of, waterpoel, staand water, te weten, dat dampen opgeeft. Jeremiah 32:18
30) schoot hunner Zie Ps. 79:12. Ps 79.12 31) kinderen na hen; Die de zonden der vaderen deelachtig zijn en hunne voetstappen navolgen. Zie Exod. 20:5,6. Ex 20.5,6 32) Naam is HEERE der heirscharen! Gelijk boven Jer. 31:35. Zie 1 Kon. 18:15. Jer 31.35 1Ki 18.15
Copyright information for
DutKant