Judges 11:23

35) hunlieder erfgenaam zijn?

Hebreeuws, zoudt gij hem erven? Hem, namelijk, den Amoriet; dat is, het land der Amorieten; alsook in Richt. 11:24, Deut. 9:1, en elders dikwijls. Jeftha wil zeggen dat dit is tegen recht en billijkheid.

Jud 11.24 De 9.1

Isaiah 32:13

40) op alle vreugdehuizen,

Dat is, op alle plaatsen, waar de huizen gestaan hebben, in welke men placht lustig en vrolijk te zijn; want al die huizen zouden van de vijanden afgebrand en vernield worden. Zie 2 Kon. 25:9, en 2 Kron. 36:19.

2Ki 25.9 2Ch 36.19

41) de vrolijk

Dat is, Jeruzalem; zie boven Jes. 22:2.

Isa 22.2

Isaiah 34:13

46) opgaan,

Dat is, wassen.

47) het zal een woning

Te weten Bozra.

48) de jongen

Zie Job 30:29.

Job 30.29

Jeremiah 49:1

1) de kinderen Ammons

Vergelijk Ezech. 21:28, en Ezech. 25:2; Amos 1:13; Zef. 2:8,9.

Eze 21.28 25.2 Am 1.13 Zep 2.8,9

2) kinderen?

Dat Ammon dus zijn land bezit, alsof hij erfgenaam daarvan ware? wil de Heere zeggen.

3) Malcham erfgenaam

Of, hunlieder Melech, versta, der Ammonieten afgod, anders genoemd Milcom en Molech, Lev. 18:21, en 1 Kon. 11:5,7. Zie aldaar, en vergelijk boven Jer. 48:7, en onder Jer. 49:3, en Richt. 11:24. Sommigen zetten het over: hun koning, te weten der Ammonieten, dat men ook van den afgod kan verstaan, want zij noemden hunne afgoden hunne koningen. Vergelijk Ezech. 43:7; Amos 5:26, met de aantekening.

Le 18.21 1Ki 11.5,7 Jer 48.7 49.3 Jud 11.24 Eze 43.7 Am 5.26

4) Gad,

Dat is, het land, dat den stam van Gad van God door Mozes was toebedeeld en ingegeven. Zie Num. 32:33,34; Deut. 3:12,16. Vergelijk de manier van spreken met Richt. 11:23,24, en hier in Jer. 49:2.

Nu 32.33,34 De 3.12,16 Jud 11.23,24 Jer 49.2

5) zijn volk

Van den afgod Malcom. Vergelijk boven Jer. 48:46.

Jer 48.46

6) deszelfs steden?

Namelijk Gads steden, gelijk als de Moabieten de rest hadden ingenomen. Zie boven Jer. 48:21.

Jer 48.21

Hosea 10:8

29) Aven,

Dat is, Beth-Aven, boven #Hos.10:5. Dat is, Bethel.

Ho 10.5

30) zonde,

Dat is, welke hoogten de voornaamste stof, idem ene aanleiding of aanritsing zijn van Isra‰ls gruwelijke afgoderij en allerlei andere zonden, die zij aldaar in hunne tempels bij hunne altaren, idem onder al de groene bomen en in bossen, bedrijven. Vergelijk Deut. 9:21; Jes. 27:9, en zie boven Hos. 4:13; Lev. 26:30; Ezech. 6:13, en Ezech. 20:29 met de aantekening.

De 9.21 Isa 27.9 Ho 4.13 Le 26.30 Eze 6.13 20.29

31) doornen en distelen

Vergelijk boven Hos. 9:6.

Ho 9.6

32) Bedekt ons!

Woorden van wanhopende mensen, die vanwege het gevoel en den schrik der tegenwoordige en toekomende oordelen Gods, mitsgaders het oordeel hunner eigen conscienti‰n, verbaasd en troosteloos zijnde, niet anders wensen dan maar al evenveel hoe, dood, of uit den weg te zijn, hoewel tevergeefs. Vergelijk Jes. 2:19; Luk. 23:30; Openb. 6:16.

Isa 2.19 Lu 23.30 Re 6.16
Copyright information for DutKant