Judges 14:3
3) broeders, Dat is, bloedverwanten, of landslieden. Zie Gen. 13:8, en Gen. 24:27. Ge 13.8 24.27 4) onbesnedenen? Zie Gen. 34:14. Met deze heidense inwoners van Kanan had God uitdrukkelijk verboden enig verbond of huwelijk te maken. Zie Exod. 34:12,16, en elders. Waarom zij reden hadden om te letten op Gods geopenbaard bevel en Simson te bestraffen, als niet wetende van de heimelijke regering en het voornemen Gods [zie Richt. 14:4], die recht heeft om zijn schepselen wetten te stellen, maar zelf te doen naar zijn welbehagen, en iets tegenovergesteld extraordinairlijk te laten geschieden. Vergelijk Gen. 22:2; Exod. 3:22, enz. Ge 34.14 Ex 34.12,16 Jud 14.4 Ge 22.2 Ex 3.22 5) Neem mij die, Zie Gen. 19:14. Ge 19.14 6) bevallig in mijn ogen. Hebreeuws, recht.1 Chronicles 13:4
6) die zaak Dat is, deze voorstelling des konings beviel het ganse volk wel, en het vond zulks al goed.2 Chronicles 8:2
2) hem Hebreeuws, Salomo. 3) gegeven had, Dat is, wedergegeven. Want Salomo had deze steden den koning Huram geschonken tot een erkentenis der diensten, die hij van hem ontvangen had; maar Huram daarin geen behagen hebbende, heeft ze Salomo wedergegeven, die daarna derzelve herbouwd heeft, en van de Isralieten heeft laten bewonen. Zie 1 Kon. 9:11,12,13. 1Ki 9.11,12,13
Copyright information for
DutKant