Judges 2:15

15) kwade,

Om hen met allerlei plagen, ongeluk en ellenden te straffen.

16) hun was zeer bang.

Of, Hij [de Heere] benauwde hen zeer.

1 Samuel 6:3

3) ledig weg,

Dat is, niet zonder enig geschenk, of verering.

4) vergeldt

Hebreeuws, vergeldende vergeldt.

5) Hem ganselijk een schuldoffer;

Te weten, den God Isra‰ls.

6) hand van u niet afwijkt.

Dat is, de plaag of straf, die alleen van de macht en regering Gods komt.

1 Samuel 6:9

25) heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan;

Dat is, zo zullen wij daaruit bekennen dat de God Isra‰ls ons deze plaag heeft toegezonden.

26) toeval geweest.

Dat is, iets waarvan men de natuurlijke of de regerende oorzaak niet weten kan.

Matthew 12:28

Luke 11:20

20) den vinger Gods de duivelen uitwerp,

Dat is, door de kracht of Geest Gods, gelijk er staat Matth. 12:28. Dergelijke manier van spreken zie Exod. 8:19.

Mt 12.28 Ex 8.19

Acts 13:11

15) de hand des Heeren

Dat is, bestraffende hand, of kracht des Heeren.

16) donkerheid en

Dat is, blindheid; want den blinde is alles donker en duister.

Copyright information for DutKant