Judges 20:25

46) velden

Hebreeuws, verdierven.

47) allen trokken het zwaard uit.

Dat is, deze allen waren strijdbare mannen; zie Richt. 20:15,17.

Jud 20.15,17

Judges 20:35

65) vernielden

Of, raken zou, of dat het kwaad hen was nakende; alzo onder, Richt. 20:41.

Jud 20.41

66) trokken het zwaard uit.

Zie Richt. 8:10; boven, Richt. 20:17, en onder, Richt. 20:46.

Jud 8.10 20.17,46

Judges 20:42

82) strijd

Dat is, de strijders.

83) kleefde hen aan,

Dat is, achterhaalde hen, troffen evenwel, gelijk Richt. 20:45.

Jud 20.45

84) vernielden ze in het midden van hen.

Hebreeuws, verdierven hen in hun midden; dat is, omringende hen van alle kanten, sloegen zij hen, gelijk volgt.

Ezekiel 9:6

28) Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen,

Zie de vervulling 2 Kron. 36:17.

2Ch 36.17

29) op denwelken het teken is,

Dewijl dat van de uiterlijke straf enige getekenden mede geleden hebben, gelijk Jeremia, die in Egypte balling geworden is, en meer anderen, versta dit gelijk voren, van de geestelijke behoudenis ter zaligheid.

30) begint

Te weten de doding.

31) van Mijn heiligdom.

Dat is, van mijn tempel. Zie 2 Kron. 20:8.

2Ch 20.8

32) oude mannen,

Zie van dezen boven Ezech. 8:11, en de aantekening.

Eze 8.11

33) huis waren.

Dat is, voor den tempel. Alzo in het volgende.

Ezekiel 9:8

37) hen geslagen hadden,

Te weten de inwoners van Jeruzalem.

38) ik overgebleven was,

Te weten menende alleen overgebleven te zijn. Vergelijk 1 Kon. 19:10; Rom. 11:3.

1Ki 19.10 Ro 11.3

39) op mijn aangezicht viel,

Te weten door grote verslagenheid voor Gods strenge wraak en door medelijden over het verslagen volk. Vergelijk Gen. 17:3.

Ge 17.3

40) Isra‰l verderven,

Dat is, van Juda en Benjamin, en die van de andere stammen onder die mochten vermengd zijn. Zie 2 Kron. 21:2, en de aantekening.

2Ch 21.2
Copyright information for DutKant