Judges 20:35

65) vernielden

Of, raken zou, of dat het kwaad hen was nakende; alzo onder, Richt. 20:41.

Jud 20.41

66) trokken het zwaard uit.

Zie Richt. 8:10; boven, Richt. 20:17, en onder, Richt. 20:46.

Jud 8.10 20.17,46

Judges 20:47-48

92) kinderen van Benjamin,

Die in de steden gebleven waren.

93) met de scherpte des zwaards,

Hebreeuws, aan den mond van het zwaard.

94) die van de gehele stad tot de beesten toe,

Hebreeuws, van de stad der geheelheid; vergelijk Ps. 38:4. Anders, van de lieden der stad tot de beesten toe.

Ps 38.3

95) zetten zij alle steden,

Hebreeuws, zonden, gelijk boven, Richt. 1:8.

Jud 1.8
Copyright information for DutKant