Judges 4:3

Judges 4:13

25) riep Sisera al zijn wagenen bijeen,

Dat is, hij deed hen door uitroeping bijeenkomen, of, hij ontbood hen.

Judges 4:15

28) versloeg Sisera,

Zie Richt. 5:20.

Jud 5.20

29) scherpte des zwaards,

Hebreeuws, door, of, aan den mond des zwaards; alzo in Richt. 4:16. Anders, verschrikte, enz., voor de, enz., waarvan de zin zou wezen dat God hen op een bijzondere wijze verbaasd heeft gemaakt, opdat zij zonder tegenstand door der Isra‰lieten zwaard mochten vallen.

Jud 4.16

2 Samuel 10:18

31) versloeg van de Syriers

Hebreeuws, sloeg dood.

32) wagenen,

Versta, met hun ruiters, die van den wagens, op welke zij gevoerd werden, vochten; en kan men hierdoor verstaan zeven honderd rotten van ruiters, makende tezamen zeven duizend; welk getal uitdrukkelijk staat 1 Kron. 19:18. Zie boven, 2 Sam. 8:4.

1Ch 19.18 2Sa 8.4

33) ruiteren;

Hiervoor staat 1 Kron. 19:18 voetvolk, of te voet; hetwelk alzo kan worden vergeleken, dat boven de gemelde wagens en ruiters, het meeste heir, zo te paard als te voet, verslagen is, zulks dat hier de menigte van het paardenvolk, en 1 Kron. 19: een gelijke menigte des voetvolks verhaald wordt. Dat deze volken met grote menigten plachten ten strijde te gaan [gelijk ook David zelf daarom met gans Isra‰l is uitgetogen] is uit de Heilige Schrift bekend. Anderen verstaan zeven honderd grote en uitstekende wagens in deze plaats, en het gehele getal der wagens tezamen, groot en klein, zeven duizend, 1 Kron. 19:18.

1Ch 19.18,18

1 Kings 22:31

60) hij twee en dertig had,

Namelijk, de oversten.

61) kleinen

Dat is, noch de slechtste, noch de voornaamste onder de krijgslieden. Alzo worden door de woorden van grote en kleine in de Heilige Schriftuur verstaan allerlei soorten van mensen, oude en jonge, hoge en lage, rijke en arme, enz., Gen. 19:11; Esth. 1:5; Jer. 16:6.

Ge 19.11 Es 1.5 Jer 16.6

1 Kings 22:34

65) spande

Hebreeuws, trok met den boog.

66) eenvoudigheid,

Dat is, zonder enig voornemen of gedachten te hebben van den koning Achab met zijn schot te treffen. Zo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen 2 Sam. 15:11; 2 Kron. 18:33.

2Sa 15.11 2Ch 18.33

67) schoot den koning

Hebreeuws, sloeg. Zie Gen. 8:21.

Ge 8.21

68) hij tot zijn voerman:

Namelijk, de koning Achab.

69) verwond.

Hebreeuws, ziek gemaakt, of, verzwakt.

Copyright information for DutKant