Judges 5:11

24) Van het gedruis

Anders, vanwege.

25) schutters,

Dat is, krijgslieden, die met gedruis aankwamen om de waterscheppers te storen en overlast aan te doen, met plunderen, roven en anderszins.

26) spreekt aldaar te zamen

Het Hebreeuwse woord wordt ook gevonden onder, Richt. 11:40.

Jud 11.40

27) gerechtigheid des HEEREN,

Dat is, de rechtvaardige daden des Heeren, door welke Hij zijn volk gewroken en van des vijands overlast bevrijd heeft. Vergelijk 1 Sam. 12:7; Micha 6:5, met de aantekeningen.

1Sa 12.7 Mic 6.5

28) gerechtigheden,

Hebreeuws, gerechtigheden zijns dorps; dat is, bewezen aan de dorpen of landlieden. Vergelijk boven, Richt. 5:6.

Jud 5.6

29) ging des HEEREN volk af

Zij mochten weder vrijelijk of onbeschroomd de poorten uit en ingaan.

Micah 6:5

9) beraadslaagde,

Hoe hij met alle middelen mijn vloek over u zocht te brengen, en hoe Ik dien in zulk een heerlijken zegen veranderde. Zie Num. 22:5, en Num. 23:7, en Num. 24:1,14; Deut. 23:4,5; Joz. 24:9,10; Openb. 2:14.

Nu 22.5 23.7 24.1,14 De 23.4,5 Jos 24.9,10 Re 2.14

10) Sittim af

Waar gij zo schandelijk hoereerdet met den Ba„l=Peor, Num. 25.

11) Gilgal toe,

Waar Ik, volgens mijne beloften, u, niettegenstaande uw veelvoudige ondankbaarheid, droogvoets door de Jordaan geleid en in het beloofde land gebracht hebbende, mijn verbond als opnieuw met u bevestigd heb door de besnijdenis. Zie Joz. 3: en Joz. 5:2.

Jos 5.2

12) gerechtigheden des HEEREN kent.

Dat is, de rechtvaardige daden, die de Heere voor u gedaan heeft tegen uwe vijanden, verlenende u die heerlijke overwinningen, van de koningen der Midianieten, idem Dihon en Og. Zie Num. 31:7,8; Deut. 2:33, en Deut. 3:3. Sommigen verstaan door de gerechtigheden des Heeren zijn grote getrouwheid in het houden zijner beloften, of zijn oneindige barmhartigheid. verg. Richt. 5:11; 1 Sam. 12:7; Dan. 9:16, met de aantekening.

Nu 31.7,8 De 2.33 3.3 Jud 5.11 1Sa 12.7 Da 9.16
Copyright information for DutKant