Judges 5:20-21
55) Van den hemel streden zij, Met deze manieren van spreken wordt te kennen gegeven, dat God van boven en beneden, door velerlei creaturen en middelen tegen Sisera en zijn heirleger gestreden heeft. 56) wentelde hen weg, Of, veegde hen, keerde hen weg, door verbolgenheid van den stroom, die van boven door storm en onweder was verwekt. 57) beek Kedumin, Lopende van het gebergte in de beek Kison, naar uitwijzen van de kaart. Anders, beek der oudheden; dat is, zeer oude beek, die vanouds, van den beginne af geweest, en van God daartoe gemaakt en behouden is. 58) vertreed, Dat is, veracht de macht des vijands. Anders, mijn ziel trad op de sterken; door het gebed en Gods ingeven vertrouwende, dat zij als vertreden en onder de voeten gelegd zouden worden. 59) de sterken. Hebreeuws, de sterkte; te weten des machtigen vijands, die nu onder onze voeten gelegd is. Job 26:11
30) De pilaren Vergelijk 2 Sam. 22:8; Ps. 18:8. Versta door de pilaren des hemels de krachten deszelven, Luk. 21:26, welke zijn de natuur, eigenschappen en werkingen des hemels, die uit haar stel schijnen gebracht te zijn, niet alleen door ongewoonlijke bliksemen, donderslagen, winden, stormen, regens, enz., maar ook door vele tekenen in de zon, maan, sterren, kometen en vuren in den hemel, enz. 2Sa 22.8 Ps 18.7 Lu 21.26 31) ontzetten zich Hebreeuws, verwonderen zich. Psalms 29:5-7
9) Sirjon Zie Deut. 3:9. De 3.9 10) jongen Hebr. een zoon der eenhoornen. 11) houwt Of, slaat. Het Hebr. woord wordt eigenlijk van steenhouwen en houthouwen gebruikt. 12) vlammen Versta, de vuurvlammen des bliksems, die God bij den donder verspreidt, alsof Hij ze uit de wolken hieuw, dat de vuurstralen overal springen. Psalms 144:5-7
6) Neig Uw hemelen, Dat is, kom mij en uw volk te hulp van den hemel, en betoon uwe heerlijkheid en macht tegen onze vijanden. Zie 2 Sam. 22:10. Het is menselijkerwijze gesproken. 2Sa 22.10 7) daal neder; Te weten, tot mijne hulp en tot verstoring uwer vijanden. 8) bergen aan, Dat is, (naar sommiger gevoelen) mijn grote en geweldige vijanden. Men kan dit ook nemen als ene beschrijving van de majesteit en de macht Gods in het uitvoeren van zijne oordelen tegen de goddelozen, die de vromen verdrukken. Verg.Ps. 104:32, enz. Ps 104.32 9) dat zij roken. Dat is, dat zij als rook verdwijnen. 10) Bliksem bliksem, Dat is, sla hen ter neder en maak hen te schande met uw goddelijke en hemelse kracht. 11) verstrooi hen; Te weten, die vreemde kinderen, van welke gesproken wordt Ps. 144:7. Ps 144.7 12) van de hoogte uit; Dat is, uit den hemel; gelijk Ps. 18:17. Ps 18.16 13) uit de grote Dat is, uit de grote vervolgingen der goddelozen. Zie 2 Sam. 22:17. 2Sa 22.17 14) der vreemden; Hebr. der kinderen des vreemden: hetzij vreemd van het burgerschap van Isral, of dergenen die in vreemde landen wonen; of dergenen, die David voor hun koning nog niet wilden erkennen, maar hem met Saul vervolgden. Zie Ps. 54:5. Zie de aantekening bij 2 Sam. 22:45. Ps 54.3 2Sa 22.45
Copyright information for
DutKant