Judges 8:24

34) voorhoofdsiersel van zijn roof;

Of, de voorhoofdsiersels, die hij geroofd heeft. Hebreeuws, Een voorhoofdsiersel, of, oorsiersel van zijn roof. Het Hebreeuwse woord wordt gebruikt van beiden, zo van gouden sieraad aan het voorhoofd als aan de oren. Zie Gen. 24:22,47, en Gen. 35:4.

Ge 24.22,47 35.4

35) zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad,

De vijanden.

36) Ismaelieten waren.

Zie Gen. 37:25, en Gen. 25:13, enz.

Ge 37.25 25.13

1 Samuel 2:20

43) En Eli zegende Elkana,

Dat is, hij als hogepriester had haar veel geluk gewenst.

44) zaad uit deze vrouw

Dat is, kinderen.

45) voor de bede,

Dat is, voor den afgebeden en nu Gode gegeven zoon.

46) zij den HEERE afgebeden heeft.

Hebreeuws, hij. Zie dergelijke verwisseling van het vrouwelijke en mannelijke geslacht Gen. 24:14; Exod. 31:15; Lev. 2:8; 1 Sam. 25:27; 2 Kon. 3:26; Hos. 14:7; Ruth 1:8,9,11,19,22. Anders, die men den HEERE afgebeden heeft, of, die men voor den HEERE gebeden, of, begeerd heeft. Het is alsof hij zeide: Zij heeft dezen zoon niet voor haarzelve, of tot haar voordeel, begeerd en den Heere afgebeden, maar opdat zij dien den Heere zou toe‰igenen tot zijn dienst.

Ge 24.14 Ex 31.15 Le 2.8 1Sa 25.27 2Ki 3.26 Ho 14.6 Ru 1.8,9 Ru 1.11,19,22

47) zijn plaats.

Te weten, naar de plaats van Elkana.

1 Kings 2:20

36) kleine begeerte,

Te weten, kleine naar haar gevoelen, maar niet naar het oordeel des konings, gelijk blijkt uit zijn antwoord.

Copyright information for DutKant