Judges 9:6

12) huis van Millo,

Hebreeuws, Beth-millo; een stad, gelegen, naar uitwijzen der kaart, oostwaarts van Sichem, aan het gebergte Efra‹ms, niet ver van Beth-aven. Anderen verstaan hierdoor de sterkte, vermeld onder, Richt. 9:46,49, gehouden als een raadhuis, of landhuis, waarin de volle raad placht te vergaderen, met enig garnizoen bezet, hetwelk in dezen handel mede gebruikt is. Het woord Millo komt van vullen, volheid, vervulling, waarom het sommigen nemen voor een diepen kuil of vallei, die met aarde en steengruis opgevuld zijnde, gediend heeft tot bouwing van een sterkte, daarvan genoemd Millo. Enigen menen dat het geslacht van den vader van Abimelechs moeder hiervan alzo genoemd is. Het woord Millo wordt ook gevonden 2 Sam. 5:9; 1 Kon. 9:15, en 1 Kon. 11:27; 2 Kon. 12:20; 1 Kron. 11:8; 2 Kron. 32:5.

Jud 9.46,49 2Sa 5.9 1Ki 9.15 11.27 2Ki 12.20 1Ch 11.8 2Ch 32.5

13) maakten Abimelech ten koning,

Hebreeuws alsof men zeide: zij koningden hem ten koning.

14) hogen eik,

Of, pilaareik. Zie Joz. 24:26,27. Deze plaats hebben zij vermoedelijk verkozen, om dit werk met enigen schijn van heiligheid te bekleden, dat zij nochtans met een gruwelijke tirannie hadden begonnen, en zonder de andere stammen daarover te roepen, of God eens raad te vragen, voltrokken. Anders, bij het plein van den pilaar.

Jos 24.26,27
Copyright information for DutKant