‏ Lamentations 2:10

55) De oudsten

Dat is, de wijste en statigste onder het volk, die wel eertijds op koetswagens of schone paarden door de stad en over het land plachten te rijden en te reizen.

56) zwijgen stil,

Als verbaasd en versuft zijnde vanwege hun grote ellende.

57) zij werpen stof op hun hoofd,

Zij betonen grote tekenen van verslagenheid en van droefheid. Zie Job 2:12.

Job 2.12

58) zakken aangegord;

Dat is, rouwklederen, gelijk Jo‰l. 1:8,13; Jona 3:5,6; zie de aantekening Gen. 37:34.

Joe 1.8,13 Jon 3.5,6 Ge 37.34

59) de jonge dochters van Jeruzalem

Die gemeenlijk plachten omhoog te zien [Jes. 3:16], en met haar schoonheid te pronken, die zien nu nederwaarts, als zijnde beschaamd over zichzelven.

Isa 3.16

‏ Ezekiel 27:30

95) stof op hun hoofden

Zie 2 Sam. 1:2.

2Sa 1.2

96) werpen,

Hebreeuws, doen opkomen, opbrengen, opwerpen.

97) wentelen in de as.

Gelijk Jer. 6:26.

Jer 6.26
Copyright information for DutKant