Lamentations 2:3
15) in ontsteking des toorns, Dat is, in zijn groten toorn, gelijk Deut. 29:24. De 29.24 16) den gehelen hoorn Dat is, al de macht en heerlijkheid van het Joodse volk; zie Deut. 33:17; 1 Sam. 2:1; Jer. 48:25. De 33.17 1Sa 2.1 Jer 48.25 17) Hij heeft Zijn rechterhand Dat is, Hij heeft ons zijne macht, bijstand en gunstige hulp onttrokken. 18) toen de vijand kwam, Hebreeuws, van, of voor het aangezicht des vijands. De zin is dat Hij de Isralieten niet helpen wilde toen zij voor den vijand vluchtten. 19) tegen Jakob ontstoken Tegen de nakomelingen van Jakob, doch inzonderheid tegen den stam van Juda.
Copyright information for
DutKant