Lamentations 4:16
56) Des HEEREN Dit spreekt de profeet in den persoon der heidenen. 57) aangezicht Dat is, des Heeren toorn. Zie de aantekening Lev. 17:10, en Ps. 21:10. Le 17.10 Ps 21.9 58) verdeeld. Of, verstrooid; te weten onder de vreemde en wijdgezeten heidenen en natin. 59) niet meer aanzien; Te weten met een blij gelaat, of om hen in genade aan te nemen. 60) zij hebben het aangezicht der priesteren Te weten, de Joden hebben de leraars der wet, die zij hadden, niet geacht. Anders: [zij], te weten de Chalden, hebben de priesters niet verschoond. 61) niet geeerd, Hebreeuws, niet opgenomen. 62) den ouden Of, de oudsten, dat is, de overheden noch priesters.
Copyright information for
DutKant