Lamentations 4:8

26) hun gedaante verduisterd

Dat is, hunne schoonheid.

27) van zwartigheid,

Spruitende uit den groten honger, de ziekte, mitsgaders andere ellenden en kwellingen, die zij geleden hebben. Vergelijk Job 30:30. Anders: duisterder dan de zwartigheid zelve.

Job 30.30

28) men kent hen niet

Hebreeuws, zij worden niet gekend, enz., zij zijn zo veranderd dat wie hen op de straat ontmoet, die kent hen niet voor die lieden, die zij tevoren waren.

29) zij is verdord,

Of, zij zijn verdord, zij zijn als een hout, zo dor en zo hard alsof het een stuk hout ware. Zie onder Klaagl. 5:10.

La 5.10
Copyright information for DutKant