‏ Leviticus 1:10-13

20) hij zal dat slachten

De priester, gelijk boven, Lev. 1:5.

Le 1.5

21) noordwaarts,

Dat is, in den voorhof ter rechterzijde van het altaar des brandoffers, waar men kwam in de tent der samenkomst.

22) voor het aangezicht des HEEREN;

Zie boven, Lev. 1:3.

Le 1.3

‏ Leviticus 3:9-11

15) ruggegraat zal afnemen,

Versta hiermede, het uiterste deel of het einde van de ruggegraat, eindigende in het sluitbeen, genoemd bij de Latijnen Os sacrum.

16) spijs

Hebreeuws, brood.

17) des vuuroffers den HEERE.

Versta, het vlees der offeranden, wat door het vuur, God ter eer, verteerd moest worden, gelijk het brood of de spijs door de mond des mensen: of wat van de offeranden den priesters toekwam, om door hen gegeten te worden. Zie de plaatsen recht te voren aangetekend.

Copyright information for DutKant