Leviticus 1:5

12) hij het jonge rund

Namelijk, de priester, of die het offert, door den priester, gelijk God bevolen had, Exod. 29:11, en ook geschied is; onder Lev. 8:15. Of, daarna zal men het jonge rund slachten, te weten, door den priester.

Ex 29.11 Le 8.15

13) slachten voor het aangezicht des HEEREN;

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk, de keel afsteken.

Leviticus 18:21

30) Molech

Alzo wordt genoemd de afgod der Ammonieten, die ook anders Milcom geheten wordt, 1 Kon. 11:5,7, tot wiens godsdienstige eer de ouders hunne kinderen levend deden verbranden, of [gelijk sommigen schrijven] tenminste tussen twee grote vuren doorgaan, om [zoals zij meenden] gezuiverd te worden, hetwelk te doen God hier uitdrukkelijk verbiedt. Zie ook onder, Lev. 20:2; Deut. 18:10; 2 Kon. 17:17, en 2 Kon. 23:10.

1Ki 11.5,7 Le 20.2 De 18.10 2Ki 17.17 23.10

31) niet ontheiligen;

Dat is, niet onteren, mits te doen wat Hij verboden en na te laten wat Hij geboden heeft. Vergelijk onder, Lev. 20:2; Deut. 18:10; 2 Kon. 17:17, en 2 Kon. 23:10.

Le 20.2 De 18.10 2Ki 17.17 23.10

2 Kings 23:10

31) verontreinigde

Te weten, met aldaar mest, drek, dode en verrotte lichamen en alle vuiligheid te doen werpen.

32) Thofeth,

Een plaats bij de stad van Jeruzalem, in een schone en vermakelijke landouw gelegen, zo genaamd van het woord Toph, trommel; waar de afgodendienaars hun kinderen den afgod Molech offerden, doende hen door het vuur gaan, of ook geheel verbranden; tot welk einde zij gelegd werden in de armen van een gloeiend beeld, dat van binnen hol en vol vuur was. Alzo nu de kinderen door de pijn des brands groot getier maakten, zo heeft men een groot geluid met trommels gemaakt, opdat het geschrei derzelve van de ouders of vrienden niet zou gehoord worden. Vergelijk Lev. 18:21; Jer. 7:31.

Le 18.21 Jer 7.31

33) Hinnom is,

De naam van een man, wiens kinderen deze plaats eertijds toebehoord had, zodat zij daarvan heet het Ge-Bene Hinnom, #Joz. 15:8, dat is, het dal der kinderen van Hinnom, of, Gehinnom, dat is, het dal van Hinnom, Neh. 11:30. Van de zeer gruwelijke pijn des vuurs, die de kinderen der afgodendienaars daar geleden hebben, is de hel genoemd Gehenna, Matth. 5:22, welke is een onuitblusselijk vuur, Mark. 9:43.

Jos 15.8 Ne 11.30 Mt 5.22 Mr 9.43

34) Molech

Onder, 2 Kon. 13, genaamd Milkom. Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

2 Chronicles 28:3

5) dal

Zie 2 Kon. 23:10.

2Ki 23.10

6) brandde

2 Kon. 16:3 staat dat hij zijn zoon door het vuur deed gaan. Deze koning Achaz heeft enigen zijner zonen laten verbranden, gelijk hier gezegd wordt, het kan zijn dat hij maar een door het vuur heeft laten gaan, gelijk geschreven staat 2 Kon. 16:3; zie van dezen heidensen gruwel Lev. 18:21. Vergelijk onder de aantekening 2 Kron. 33:6.

2Ki 16.3,3 Le 18.21 2Ch 33.6

Ezekiel 23:37

76) bloed in haar handen;

Inzonderheid van haar eigen kinderen. Zie boven Ezech. 16:36, en onder Ezech. 23:45.

Eze 16.36 23.45

77) Mij gebaard hadden,

Als zijnde Abrahams zaad en mijne bondgenoten, idem, geboren, staande nog mijne huwelijk met hunlieden. Zie boven Ezech. 16:20.

Eze 16.20

78) [door het vuur]

Zie boven Ezech. 16:20,21,36,45, met de aantekening, idem Ezech. 20:31.

Eze 16.20,21,36,45 20.31

79) spijze.

Te weten van het vuur, dat is, om door het vuur verteerd te worden. Vergelijk boven Ezech. 16:20, en Ezech. 21:32, met de aantekening.

Eze 16.20 21.32
Copyright information for DutKant