‏ Leviticus 13

10) indien haar hand

Dat is, indien zij de macht of de middelen niet heeft zoveel op te brengen. Zie gelijke manier van spreken onder, Lev. 25:26. De moeder des Heeren is ook zo arm geweest, dat zij het vermogen niet had om een lammetje te offeren; Luk. 2:24.

Le 25.26 Lu 2.24

11) genoeg

Hebreeuws, genoegzaamheid van een lam.

12) zondoffer;

Dit offer zag eigenlijk op de erfzonde, in welke, gelijk de kraamvrouw, alzo ook haar vrucht ontvangen en geboren was; niemand uitgenomen, dan alleen onze Heere Jezus Christus.

1) gezwel, of gezweer,

Hebreeuws, verheffing.

2) plaag der melaatsheid zou worden,

Of, een teken van de plaag der melaatsheid, die wel terecht ene plaag genoemd wordt, niet alleen in Lev. 13, maar ook onder, Lev. 14:3; Deut. 24:8, enz.; want deze melaatsheid was een soort van kwade schurftheid, zeer besmettelijk en bij de mensen ongeneeslijk geacht, onderscheiden van de ziekte, die wij in deze landen lazerij of melaatsheid noemen, als veel zwaarder dan deze zijnde.

Le 14.3 De 24.8
3) [in] wit veranderd is,

Het woordje in wordt hier, gelijk in enige volgende verzen ingevoegd uit onder, Lev. 13:16,17, waar het uitgedrukt staat.

Le 13.16,17

4) het aanzien der plaag

Dat is, het uitwijzen der plaag, naardat zij zich in het gezicht en oordeel des priesters vertoont.

5) onrein verklaren.

Hebreeuws, ontreinigen, of onrein maken; dat is, onrein verklaren en uitspreken. Alzo onder, Lev. 13:11,15, enz.; alzo is reinigen en rein maken zoveel als rein verklaren en uitspreken; onder, Lev. 13:6,13, enz.

Le 13.11,15,6,13
6) zijn vleses wit is,

Te weten, desgenen, die de plaag heeft.

7) hem,

Hebreeuws, die plaag; dat is, de persoon, die de plaag heeft, of met de plaag bevangen is. Alzo onder, Lev. 13:12,13,17,31, enz.

Le 13.12,13,17,31
8) naar dat hij zien kan,

Hebreeuws, in zijne ogen; dat is, naardat hij met zijne ogen zien en met zijn verstand beoordelen kan. Alzo onder, Lev. 13:37.

Le 13.37
9) ingetrokken,

Of, ingekrompen, of verduisterd.

10) rein verklaren;

Hebreeuws, reinigen, of rein maken; dat is, rein verklaren, uitspreken. Zie boven, Lev. 13:3.

Le 13.3

11) rein.

Te weten, van de plaag der melaatsheid, gelijk af te nemen is uit Lev. 13:8.

Le 13.8
12) ganselijk uitgespreid is,

Hebreeuws, uitspreidende uitgespreid; dat is, ganselijk of zeer uitgespreid. Zo ook onder, Lev. 13:22,27,35.

Le 13.22,27,35
13) de plaag der melaatsheid

Zie boven, Lev. 13:2.

Le 13.2
14) gezondheid

Hebreeuws, levendigheid.

15) levend vlees

Versta, wat nog zijn gevoel heeft. Want door de melaatsheid wordt het als verstorven, zodat het ongevoelig wordt. En bemerkt hier, alsook onder, Lev. 13:14, een algemeen teken om wel over deze melaatsheid te oordelen: namelijk, waar levend of gezond vlees met het ongezonde van verscheidene kleuren vermengd was, bleek dat zulks de rechte melaatsheid was; daarentegen, waar enerlei kleur gezien werd, dat zulks een andere zweer of gebrek was.

Le 13.14
16) melaatsheid

Dat is, gezwel, dat melaats schijnt te wezen, of het teken der melaatsheid. Alzo in Lev. 13:13.

Le 13.13

17) ganselijk uitbot,

Hebreeuws, uitbottende uitbot.

18) het gehele vel

Hebreeuws, het gehele vel der plaag; dat is, van dengene die de plaag heeft. Zie boven, Lev. 13:4 en het volgende.

Le 13.4

19) gezicht van de ogen des priesters;

Dat is, het aanschouwen en beoordelen van den priester.

20) hem,

Hebreeuws, de plaag rein verklaren; dat is, hem die die plaag heeft; alzo onder, Lev. 13:17, enz.

Le 13.17

21) zij is geheel in wit veranderd;

Te weten, de plaag.

22) hij is rein.

Dat is, hij die de plaag der melaatsheid scheen te hebben, is vrij van dezelve.

23) levend vlees

Te weten, vermengd met het vlees, dat wit geworden was, zijnde de verscheidenheid der kleuren een teken der melaatsheid, maar de gelijkvormigheid een teken der gezondheid of van enige andere verzwering. Zie boven, Lev. 13:10.

Le 13.10
24) hem,

Zie boven, Lev. 13:13.

Le 13.13

25) rein verklaren;

Hebreeuws, reinigen. Zie boven, Lev. 13:6.

Le 13.6
26) zal het aan den priester vertoond worden.

Te weten, het vlees, waaraan dat wit gezwel, enz. gekomen is.

27) haar aanzien lager is dan het vel,

Te weten, der blaar of van het gezwel. Dit bijvoegsel is onder, Lev. 13:25, uitgedrukt.

Le 13.25
28) het is de plaag.

Te weten, der melaatsheid. Zie boven, Lev. 13:20.

Le 13.20
29) de roof van die zweer,

Dat is, een litteken van den brand. Anders, ene verbranding. Alzo onder, Lev. 13:28.

Le 13.28
30) het gezonde

Hebreeuws, de levendigheid, of de gezondheid van den brand. Versta, het deel des vleses, dat van den brand genezen en weder gezond geworden is.

31) witte blaar is;

Versta, alleen wit.

32) gans uitgespreid is in het vel,

Hebreeuws, uitspreidende uitgespreid is.

33) roof van den brand.

Vergelijk boven de aantekeningen op Lev. 13:23.

Le 13.23
34) zwart haar daarop is,

Hetwelk een teken was van reinheid en gezondheid, onder, Lev. 13:37, gelijk de geelachtigheid een teken van onreinheid en ongezondheid; boven, Lev. 13:30.

Le 13.37,30
35) zal hij zich scheren laten;

Hebreeuws, hij zal zich scheren; dat is, zich laten scheren.

36) rein verklaren;

Te weten, van de plaag der melaatsheid; alzo boven, Lev. 13:6,13, en onder, Lev. 13:37,39,40,41.

Le 13.6,13,37,39,40,41
37) niet zoeken;

Dat is, daarop niet meer letten of achtgeven.

38) naar dat hij zien kan,

Hebreeuws, in zijne ogen. Zie boven, Lev. 13:5.

Le 13.5
39) puist in het vel uitgebot,

Of, witte plek.

40) hij is rein.

Te weten, van de plaag der melaatsheid. Zie boven, Lev. 13:34, alzo in Lev. 13:40,41.

Le 13.34,40,41
41) de zijde zijns aangezichts

Dat is, van de kruin tot aan het voorhoofd, en den slag van het hoofd; welke kaalheid een bles genaamd wordt, en die ze heeft bles.

42) kaalheid,

Hieruit blijkt dat hier wordt gesproken van de kaalheid of bles, niet die uit ouderdom of enig ander ongeval, maar uit melaatsheid voortkomt, en dat deze en niet die, onrein verklaard wordt.

43) gelijk het aanzien der melaatsheid

Dat is, hebbende de gedaante, die der melaatsheid, zich vertonende in het vel des vleses, gelijk is.

44) ganselijk onrein verklaren,

Hebreeuws, onrein verklarende, zal hij onrein verklaren.

45) melaatsen,

Die voor zodanig door den priester verklaard was. Aan dezulken wordt opgelegd:

I. verscheurende klederen te dragen;

II. het hoofd ontbloot te hebben;

III. zijn bovenste lip te bewinden, en zo zijn baard te bedekken;

IV. uit te roepen, wanneer hij iemand zag, dat hij onrein was;

V. buiten het gezelschap der mensen te wonen; en dit alles, eensdeels voor hemzelven tot een teken van droefheid en rouw, anderdeels voor anderen, opdat zij hem mijden zouden en van hem niet besmet worden.

46) gescheurd zijn,

Vergelijk de aantekeningen op Gen. 37:29.

Ge 37.29

47) bovenste lip bewimpelen;

Anders, knevelbaard; vergelijk Ezech. 24:17, en Micha 3:7.

Eze 24.17 Mic 3.7
48) hij zal alleen wonen;

Zie Num. 5:2, en Num. 12:14; 2 Kon. 15:5; 2 Kron. 26:21; Luk. 17:12.

Nu 5.2 12.14 2Ki 15.5 2Ch 26.21 Lu 17.12
49) scheerdraad,

Anders genaamd schering, werpte of keten.

50) vellenwerk;

Of, bontwerk.

51) hetgeen de plaag heeft,

Hebreeuws, de plaag zeven dagen opsluiten; dat is, dat de plaag heeft, of, waaraan de plaag is. Vergelijk boven, de aantekeningen op Lev. 13:4.

Le 13.4
52) knagende melaatsheid,

Anders, stekende, of, wee doende; dat is, die smart en schade den mens, die dat kleed gebruikt, veroorzaken zal.

53) het is onrein.

Te weten, de stof, het ding of goed, waaraan de plaag is; alzo in het einde van Lev. 13:52.

Le 13.52
54) gedaante niet veranderd heeft,

Hebreeuws, ogen.

55) ingraving

Of, ineting, inbijting.

56) aan zijn achterste of aan zijn voorste zijde.

Hebreeuws, in zijne kaalheid, of, in zijne bles. Versta, door de kaalheid de achterste of binnenste zijde van een kleed, genaamd de averechtse zijde, die in het dragen het naast aan het lichaam is; en door de bles de voorste of buitenste zijde, die in het dragen voor ogen is, genaamd de rechterzijde. Anderen verstaan door de kaalheid een kleed, dat door oudheid zijn wol en haar verloren heeft en melaats geworden is, maar door de bles, wanneer enige melaatsheid het kleed van zijn wol beroofd heeft.

Copyright information for DutKant