Leviticus 13:55

54) gedaante niet veranderd heeft,

Hebreeuws, ogen.

55) ingraving

Of, ineting, inbijting.

56) aan zijn achterste of aan zijn voorste zijde.

Hebreeuws, in zijne kaalheid, of, in zijne bles. Versta, door de kaalheid de achterste of binnenste zijde van een kleed, genaamd de averechtse zijde, die in het dragen het naast aan het lichaam is; en door de bles de voorste of buitenste zijde, die in het dragen voor ogen is, genaamd de rechterzijde. Anderen verstaan door de kaalheid een kleed, dat door oudheid zijn wol en haar verloren heeft en melaats geworden is, maar door de bles, wanneer enige melaatsheid het kleed van zijn wol beroofd heeft.

Numbers 11:7

11) verf was als de verf van den bedolah.

Hebreeuws, oog; want de verf wordt met het oog gezien. De zin is, dat het man in zijn uiterlijke gedaante de kleur had van bedolah; zie daarvan Gen. 2:12. Het is gelooflijk, dat de naam bedolah hier betekent de gom, die uit den boom van dezen naam droop en zeer doorzichtig was.

Ge 2.12

Ezekiel 1:7

29) voeten

Dat is, benen of schenkels. Hebreeuws, en hunne voeten, de voet was recht.

30) rechte voeten,

Betekenende de rechtmatigheid van hunne werken.

31) voetplanten

Versta het deel des beens, dat eigenlijk de voet genaamd wordt.

32) kalf,

Die rond en vast zijn, tot een teken van de wakkerheid der engelen en vaardigheid in het uitvoeren van hun dienst.

33) glinsterden

Om te tonen dat de werken, die God door de engelen doet, klaar en heerlijk zijn.

34) glad koper.

Of, van gepolijst, geschuurd en gezuiverd koper, betekenende de reinheid der engelen; vergelijk Openb. 1:15.

Re 1.15
Copyright information for DutKant