Leviticus 13:6

9) ingetrokken,

Of, ingekrompen, of verduisterd.

10) rein verklaren;

Hebreeuws, reinigen, of rein maken; dat is, rein verklaren, uitspreken. Zie boven, Lev. 13:3.

Le 13.3

11) rein.

Te weten, van de plaag der melaatsheid, gelijk af te nemen is uit Lev. 13:8.

Le 13.8

Leviticus 13:13

20) hem,

Hebreeuws, de plaag rein verklaren; dat is, hem die die plaag heeft; alzo onder, Lev. 13:17, enz.

Le 13.17

21) zij is geheel in wit veranderd;

Te weten, de plaag.

22) hij is rein.

Dat is, hij die de plaag der melaatsheid scheen te hebben, is vrij van dezelve.

Leviticus 13:37

38) naar dat hij zien kan,

Hebreeuws, in zijne ogen. Zie boven, Lev. 13:5.

Le 13.5

Leviticus 13:39-41

39) puist in het vel uitgebot,

Of, witte plek.

40) hij is rein.

Te weten, van de plaag der melaatsheid. Zie boven, Lev. 13:34, alzo in Lev. 13:40,41.

Le 13.34,40,41
41) de zijde zijns aangezichts

Dat is, van de kruin tot aan het voorhoofd, en den slag van het hoofd; welke kaalheid een bles genaamd wordt, en die ze heeft bles.

Copyright information for DutKant