Leviticus 15:4

4) tuig,

Of, vat. Het Hebreeuwse woord betekent hier allerlei huisraad, gereedschap, vaten, klederen, werktuig, roerend goed. Alzo onder, Lev. 15:6,22.

Le 15.6,22

Deuteronomy 22:5

12) kleed eens mans

Hebreeuws, tuig, gereedschap; in het Hebreeuws is een woordje, waarvan te zien is Lev. 15:4.

Le 15.4

13) is den HEERE, uw God,

Hebreeuws, een gruwel des HEEREN uws Gods. Zie boven, Deut. 17:1.

De 17.1

1 Samuel 17:40

45) herderstas,

Hebreeuws, vat.

Copyright information for DutKant