Leviticus 16:8

11) werpen:

Hebreeuws, geven; te weten, om te vernemen welke de Heere wilde geslacht hebben ten zondoffer, en welken men in de woestijn of in het veld zou uitlaten.

12) weggaanden bok.

Hebreeuws, Azazel. Dit woord komt [naar het gevoelen van de meesten] van twee woorden, waarvan een betekent een geit, het andere weggaan. Het schijnt zoveel te beduiden als: de levende bok, die losgelaten werd, om weg te gaan, of, de plaats, waarheen hij weggelaten wordt. Zie dit woord ook onder, Lev. 16:10,26.

Le 16.10,26

Numbers 26:55

40) lot gedeeld worden;

Het land werd eerst door het lot gedeeld in twaalf stammen, en de stammen daarna in huisgezinnen, en dat door het oordeel der oversten en des hogepriesters.

41) zij erven.

Te weten, de huisgezinnen van elken stam zullen naar de wijze in Num. 26:54 voorgeschreven, in hun erf treden.

Nu 26.54

Joshua 18:10

9) naar hun afdelingen.

Dat is, elken stam zijn deel.

Joshua 19:1

1) ging het

Ging uit; te weten, uit het vat, waar men al de loten in geworpen had en uittrok.

2) hun erfdeel

Zie Gen. 49:7, waar Jakob voorzegt dat Simeon en Levi, om den moord, dien zij te Sichem hadden begaan, verstrooid zouden worden in Isra‰l. De Levieten zijn het gehele land door verspreid geworden, en de Simeonieten zijn in Juda verdeeld geweest.

Ge 49.7

Jozua 19:2.

Jos 19.2

3) en Seba,

Dit woordje en houdt men hier zoveel te zijn als of, dat is. Want Seba en Be‰r-Seba is, naar het gevoelen van velen, een en dezelfde stad; daarom wordt het 1 Kron. 4:28, waar deze geschiedenis weder verhaald wordt, uitgelaten en onder Joz. 19:6 worden maar dertien steden genoemd.

1Ch 4.28 Jos 19.6

Psalms 22:18

27) tellen;

Doordien zij aan het kruis zo zijn uitgerekt, dat zij [als uitstekende] zouden geteld kunnen worden.

28) op mij.

Of, aan mij, te weten hun wens, dat is, zij nemen hun lust en vermaak daarin, dat zij mijn lijden met hunne ogen mogen aanschouwen. Verg. Ps. 35:21; Ps. 37:34; Ps. 54:9; Ps. 59:11; Ps. 92:12; Ps. 118:7.

Ps 35.21 37.34 54.7 59.10 92.11 118.7

Proverbs 1:14

34) uw lot

Dat is, den buit met ons helpen delen, hetwelk gemeenlijk geschiedt met loting, als ieder zijn deel daaruit begeert te trekken.

35) wij zullen allen

Dat is, allen roof zullen wij gemeen hebben en onder ons delen.

Micah 2:5

22) Daarom zult

Om de voorgemelde zonden, of omdat uw land al aan vreemden is overgegeven, zodat gij daarvan verstoken zijt, en geen Jozua u weer opnieuw het land bij loting zal uitdelen. Sommigen duiden het geestelijk op de verwerping uit Gods kerk, welker gemeenschap, door de uitdeling van het land Kana„n, bij loting en door snoeren was afgedeeld.

23) gij niemand hebben

Aanspraak aan een ieder in het bijzonder van die goddeloze geweldenaars, wie het wee is aangezegd, Micha 2:1.

Mic 2.1

24) in het lot

Of, door het lot; dat is, die het lot werpt over uw deel; want daar zal niets voor u onder Gods volk ten beste zijn, geen plaats noch deel.

Copyright information for DutKant