Leviticus 17:10

11) mijn aangezicht zetten,

Hebreeuws, Ik zal mijn aangezicht geven tegen die ziel; dat is, Ik zal op dien mens vergramd zijn, zodat Ik hem tegenstaan en tot vijand wezen zal, en mijn werk daarvan maken, om rechtvaardige straf en wraak jegens hem uit te voeren. Alzo onder, Lev. 20:3, en Lev. 26:17; Ezech. 14:8, enz.

Le 20.3 26.17 Eze 14.8

Jeremiah 24:6

9) oog

Vergelijk 1 Kon. 8:29; Ps. 32:8; idem onder Jer. 39:12, en Jer. 40:4, gelijk integendeel het oog tegen iemand te zetten of stellen, ten kwade genomen wordt. Zie Amos 9:4. De manier van spreken is in het Hebreeuws enerlei, maar wordt door het bijgevoegde verklaard, en het Hebreeuwse woord verklaard op, over, en ook tegen, naar gelegenheid van zaken.

1Ki 8.29 Ps 32.8 Jer 39.12 40.4 Am 9.4

10) bouwen,

Vergelijk Ps. 28:5.

Ps 28.5

Jeremiah 44:11

20) aangezicht tegen ulieden stellen

Te weten mijn toornig aangezicht; alsof God zeide: Gelijk zij hun aangezicht hardnekkiglijk stellen tegen al mijne geboden, alzo zal Ik mijn aangezicht tegen hen stellen tot hun verderf; vergelijk Lev. 17:10, en Ps. 21:10.

Le 17.10 Ps 21.9
Copyright information for DutKant