Leviticus 19:15

20) aangezicht des geringen niet aannemen,

Dat is, niet achtnemen in het oordelen en vonnissen op de hoedanigheid der personen, maar op den eis en de gerechtigheid der zaak. Deze manier van spreken is ook Deut. 10:17, en Ps. 82:2. Vergelijk Deut. 1:17, en Spreuk. 24:23.

De 10.17 Ps 82.2 De 1.17 Pr 24.23

21) het aangezicht des groten voortrekken;

Dat is, hem gunstig zijn en voorstaan in zijn onrecht. Zie deze manier van spreken ook Exod. 23:3.

Ex 23.3

Deuteronomy 1:16

34) Hoort [de verschillen]

Of, horende [de verschillen] tussen uwe broeders, zo, enz.

35) deszelfs vreemdeling.

Dat is, die bij, of onder hem is, of verkeert.

Psalms 9:8

12) zitten;

Als Rechter, gelijk het volgende verklaart.

Copyright information for DutKant