Leviticus 19:16

22) zult niet wandelen

Dat is, herwaarts en derwaarts te wandelen om kwade geruchten van zijn naasten te strooien, en nog andere te vernemen, om die weder uit te breiden. Zie deze manier van spreken ook Spreuk. 11:13, en Spreuk. 20:19; Jer. 6:28, en Jer. 9:4.

Pr 11.13 20.19 Jer 6.28 9.4

23) achterklapper onder uw volken;

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een, die over en weer wat overdraagt, naar de wijze van kramers, die van den een kopen en aan den ander verkopen. Alzo is het met den achterklapper, die van den een wat hoort en den ander dat aanzegt, tot zijn eigen profijt en zijns naasten schade.

24) zult niet staan

Dat is, gij zult uwen naaste niet alleen niet ombrengen, maar ook geen oorzaak zijn dat hij door valse getuigenis omgebracht worde.

Copyright information for DutKant