Leviticus 19:28

42) dood lichaam

Hebreeuws, ziel; dat is, om het dode lichaam eens mensen. Alzo onder, Lev. 21:1,11, en Lev. 22:4; Num. 9:6; Ps. 16:10.

Le 21.1,11 22.4 Nu 9.6 Ps 16.10

Numbers 6:11

13) aan het

Of, bij, omtrent.

14) dode lichaam

Hebreeuws, ziel.

15) gezondigd heeft;

Versta, deze zonde van de ceremoni‰ele onreinheid, welke hij verkregen had door aangeroerd te zijn van het dode lichaam of er bij geweest te zijn, hoewel tegen zijn weten en wil.

16) heiligen.

Zie Lev. 8:30.

Le 8.30
Copyright information for DutKant