Leviticus 19:35-36

47) de el,

Versta, allen regel van handmaat of voetmaat, of enig instrument waarmede men de lengte of breedte van enige dingen, die vast aan elkander zijn, meet.

48) maat.

Dat is, waarmede men enige natte waren of ook droge, die niet vast aaneen zijn, meet.

49) weegstenen,

Dat is, gewicht; want het was gebruikelijk, dat zij op de waag of schaal stenen inplaats van gewicht legden. Zie ook Deut. 25:13,15; Spreuk. 16:11; Micha 6:11.

De 25.13,15 Pr 16.11 Mic 6.11

50) efa,

Zie boven, Lev. 5:11.

Le 5.11

51) hin;

Dit was een maat van natte waren, houdende zoveel als twee en zeventig gewone hoendereieren. Zie van dezelve Exod. 29:40, en onder, Lev. 23:13; Num. 15:4,9.

Ex 29.40 Le 23.13 Nu 15.4,9
Copyright information for DutKant