‏ Leviticus 20:9

15) iemand is,

Hebreeuws, man man.

16) zijn bloed

Hebreeuws, zijne bloeden; dat is, hij is oorzaak, en heeft de schuld dat zijn bloed moet vergoten worden. Zie gelijke manier van spreken Joz. 2:19; 2 Sam. 1:16; alzo ook in het volgende Lev. 20:11; idem Matth. 27:25; Hand. 18:6.

Jos 2.19 2Sa 1.16 Le 20.11 Mt 27.25 Ac 18.6

17) is op hem!

Anders, zij op hem.

‏ 2 Samuel 1:16

22) Uw bloed zij op uw hoofd;

Zie Lev. 20:9, en Richt. 9:24.

Le 20.9 Jud 9.24

‏ Matthew 24:21

23) hoedanige niet is geweest

Want gelijk Josefus getuigt, de bello Jud. lib. 4,5,6 en 7, cap. 17, zijn door het zwaard, den honger en de pest vergaan, alleen binnen Jeruzalem elf honderd duizend mensen, en boven de zeven en negentig duizend tot slaven verkocht. Dergelijke verwoesting wordt in geen andere histori‰n gelezen.

Copyright information for DutKant