Leviticus 21:1
1) een dode Hebreeuws, ziel. Zie boven, Lev. 19:28, en onder, Lev. 21:11. Le 19.28 21.11 2) verontreinigen Te weten, met het dode lichaam aan te roeren of ten grave te helpen en rouw er over te dragen, gelijk anderen deden, die geen priesters waren. Leviticus 21:11
21) over zijn vader en over zijn moeder Versta dit van den hogepriester alleen; want den anderen was dit geoorloofd. Zie boven, Lev. 21:2. Le 21.2 Leviticus 22:4
8) zaad van Aron, Dat is, geslacht of nakomelingen. Zie Gen. 9:9. Ge 9.9 9) dat onrein is Hebreeuws, de onreinen ener ziel; dat is, van een dood lichaam. Zie boven, Lev. 19:28. Le 19.28 10) het zaad der bijligging ontgaat. Hebreeuws, de bijligging des zaads. Numbers 9:6
7) lieden geweest, Onder het Hebreeuwse woord, eigenlijk betekenende mannen, zijn hier ook vrouwen begrepen, gelijk Gen. 39:11,14. Ge 39.11,14 8) het dode lichaam eens mensen Hebreeuws, ziel. Zie Lev. 19:28, en alzo in Num. 9:7. Le 19.28 Nu 9.7 9) onrein waren, Te weten, naar de wet der ceremonin betekenende de geestelijke onreinheid. Versta dan die onrein waren, omdat zij een dood lichaam aangeroerd hadden, ofin het huis, waarin een dode was, waren ingegaan of het lijk ten grave vergezelschapt hadden. Zie Lev. 21:1,11. Le 21.1,11 10) op denzelven dag Dat is, op den ordinairen en gezetten dag. 11) kunnen houden; Zie Lev. 7:20, waar den onreinen verboden wordt van de dankoffers te eten. Le 7.20 Psalms 16:10
23) ziel Dat is, mijn persoon, gelijk elders diwijls, waardoor wijders het dode lichaam onzes Heere Jezus Christus verstaan wordt. Verg. Lev. 19:28, en Ps. 94: 17, en zie hiervan Hand. 2:31, en Hand. 13:35, enz. Le 19.28 Ps 94.17 Ac 2.31 13.35 24) hel Dat is, graf. Of versta met sommigen, de helse pijn, die Christus in zijn lijden om onzentwil gedragen heeft. Zie van het Hebr. woord Gen. 37:35. Ge 37.35 25) heilige Te weten, Ik, Christus. Anders, goedertierene, weldadige, gunstgenoot. Verg. Deut. 33:8, en Ps. 4:4. De 33.8 Ps 4.3 26) verderving Zie Ps. 7:16. Ps 7.15 27) zie. Dat is, ondervinde, lijde, blijvende in het graf en verrottende, gelijk andere mensen. Verg. Ps. 34:13; Joh. 3:36, en Joh. 8:51, en zie Job 7:7. Ps 34.12 Joh 3.36 8.51 Job 7.7
Copyright information for
DutKant