Leviticus 23
38) u tot een God zij; Zie Gen. 17:7. Ge 17.7 1) gijlieden uitroepen zult, Namelijk, door de priesters. Zie Num. 10:8,9, enz. Nu 10.8,9 2) heilige samenroepingen zijn; Hebreeuws, samenroepingen der heiligheid. Alzo worden de kerkelijke bijeenkomsten genoemd, omdat zij door enig middel van stem of ander geluid tot de plaats der verzameling bijeengeroepen waren om den heiligen godsdienst te plegen. Alzo in het volgende. 3) het werk doen, Versta, het dagelijkse en dienstelijke werk, dienende tot verzorging van het tijdelijke leven. 4) maand, op den veertienden der maand, Genaamd Nisan en Abib, beginnende met de gelijkheid der dagen en der nachten in de lente, en meest overeenkomende met onzen Maart. Zie Exod. 13:4, en Num. 9:1. Ex 13.4 Nu 9.1 5) tussen twee avonden Zie van deze manier van spreken Exod. 12:6. Ex 12.6 6) pascha. Hebreeuws, Pesach; dat is, overschrid of voorbijgang. Alzo wordt het feest genoemd door een sacramentele manier van spreken, daar het slechts een gedenkteken van den voorbijgang des engels was. Vergelijk hiermede Exod. 12:11, en Gen. 17:10, met de aantekeningen daarop. Ex 12.11 Ge 17.10 7) eersten dag Dat is, op dezen dag en op den zevenden, gelijk volgt Lev. 23:8, zal men zich in godsdienstige werken oefenen, en zich onthouden van den dagelijksen arbeid. Le 23.8 8) geen dienstwerk Wat u van den godsdienst, dien gij schuldig zijt te plegen, zou mogen aftrekken en vermoeien. 9) vuuroffer den HEERE offeren; Zie boven, Lev. 1:9. Le 1.9 10) garf der eerstelingen Het Hebreeuwse woord betekent het tiende deel van een efa; Exod. 16:36. Hierom schijnt een schoof ook zo genoemd te zijn, omdat men een tiende deel van een efa uit een schoof kon dorsen. Ex 16.36 11) opdat het voor u aangenaam zij; Hebreeuws, tot uwe aangenaamheid of welgevalligheid. 12) des anderen daags na den sabbat Dat is, op den zestienden dag der maand, den tweeden na den paasdag en den tweeden der ongezuurde broden. 13) eenjarig is, Hebreeuws, een zoon zijns jaars; dat is, dat een jaar oud is. Alzo Num. 7:17,21,33, enz. Nu 7.17,21,33 14) liefelijken reuk; Zie Gen. 8:21. Ge 8.21 15) drankoffer van wijn, Versta de offeranden, in welke vochtige dingen, als wijn en olie, geofferd werden. Alzo onder, Lev. 23:18,37. Zie Gen. 35:14, en vergelijk Exod. 29:40. Le 23.18,37 Ge 35.14 Ex 29.40 16) hin. Zie van deze maat boven, Lev. 19:36. Le 19.36 17) geen brood, De zin is dat zij gans niet van de nieuwe vruchten smaken noch nuttigen mochten, dan wanneer zij de eerstelingen daarvan Gode zouden geofferd hebben, hetwelk geschieden moest op den dag tevoren gemeld, Lev. 23:11. Le 23.11 18) beweegoffers zult gebracht hebben; Zie van het beweegoffer boven, Lev. 7:30. Le 7.30 19) sabbatten zijn; Of, weken. 20) nieuw spijsoffer den HEERE offeren. Vergelijk Num. 28:26, en versta dit van het offer, dat van nieuw koren of vruchten moest komen, en te onderscheiden is van de vrijwillige spijsoffers, van welke te zien is boven, Lev. 2:12. Nu 28.26 Le 2.12 21) tienden meelbloem zijn, Te weten, van een efa, en zie van deze maat breder Exod. 16:36, en boven, Lev. 5:11. Ex 16.36 Le 5.11 22) gedesemd zullen zij gebakken worden; Dit was geoorloofd in deze offeranden der eerste vruchten, maar niet in de vrijwillige spijsoffers, boven, Lev. 2:11. Le 2.11 23) eerstelingen den HEERE. Vergelijk boven, Lev. 2:12. Le 2.12 24) eenjarige lammeren, Hebreeuws, zonen van een jaar. Alzo in Lev. 23:19. Le 23.19 25) het jong van een rund, Hebreeuws, de zoon van een rund; dat is, een jong rund. 26) met het brood der eerstelingen Of, na het brood der eerstelingen, na hetwelk hij beide de lammeren bewegen zal. 27) gij zult op dienzelfden dag Te weten, gij priesters. 28) hoek des velds Dat is, de aren, die aan de hoeken des lands, of de kanten des akkers wat bezijden afstaan, en in het afsnijden plachten vergeten of nagelaten te worden. 29) afmaaien, Hebreeuws, voleinden; dat is, niet gans afsnijden en opzamelen. 30) de opzameling van uw oogst Dat is, wat overblijft, om daarna opgezameld te worden. 31) zevende maand, Genaamd Ethanim, 1 Kon. 8:2, beginnende in onzen September, wanneer de zon in het teken van de Weegschaal gaat, en dag en nacht gelijk maakt. 1Ki 8.2 32) gedachtenis des geklanks, Of, een gedenkfeest des geklanks, of gelijk enigen, een geklank ter gedachtenis, hetwelk geschiedde door de priesters met het blazen van een trompet: I. Om het volk te waarschuwen dat nu het politieke jaar inging, naar hetwelk men alle burgerlijke contracten en handelingen moest bereiden en rekenen; II. Om het volk te vermanen dat zij God zouden danken voor de weldaden, die zij het gehele jaar genoten hadden; III. Dat zij met erkentenis en leedwezen over hunne zonden zich zouden bereiden tegen den dag der verzoening, welke was de tiende dag van dezelfde maand. Zie onder, Lev. 23:27. Le 23.27 33) Doch op den tienden dezer zevende maand Of, immers. 34) verzoendag zijn, Versta, een feest bij de Isralieten, waarin zij zich verzoenden met den Heere over hunne zonden, zich vernederende door vasten en bidden. 35) uw zielen verootmoedigen, Zie boven, Lev. 16:29. Le 16.29 36) alle ziel, Dat is, ieder mens. Versta, niet alleen de Isralieten maar ook de Isralgenoten, die zich uit andere natin tot de Isralietische gemeente zouden begeven hebben. Alzo in Lev. 23:30. Le 23.30 37) uitgeroeid worden uit haar volken. Zie Gen. 17:14. Ge 17.14 38) in den avond, Namelijk, wanneer de negende dag was voorbijgegaan en de avond gekomen, welke het begin van den tienden dag was, gelijk in de schepping de avond v¢¢r den morgen ging. Deze manier van den dag te rekenen hebben de Joden gevolgd. Vergelijk Gen. 1:5. Ge 1.5 39) van den avond tot den avond, Dat is, van den ondergang der zon tot den volgenden ondergang der zon. 40) loofhutten Welke gemaakt waren niet van borden, vellen, wol of linnentuig, maar van takken van groene bomen, gelijk hierna, Lev. 23:40, verklaard wordt. Hiervan is te zien een exempel Neh. 8:16. Le 23.40 Ne 8.15 41) verbodsdag; Hebreeuws, verbod, of ophouding. Omdat op dien dag verboden was enig dienstwerk te doen, en de gemeente opgehouden werd om bijeen te blijven tot verrichting van den publieken godsdienst. Zie ook Num. 29:35; Deut. 16:8; 2 Kon. 10:20; Neh. 8:18; Jol. 1:14; Amos 5:21. Anders, solemnele vergadering, vierdag, of bijeenkomst. Anders, sluitdag. Dat is, de laatste en voornaamste dag, waarmede het feest besloten werd. Zie Deut. 16:8; Joh. 7:37. Nu 29.35 De 16.8 2Ki 10.20 Ne 8.17 Joe 1.14 Am 5.21 De 16.8 Joh 7.37 42) takken Hoewel het Hebreeuwse woord gemeenlijk vruchten betekent, zo wordt het evenwel ook 2 Kon. 19:30 genomen voor al hetgeen, dat uit den wortel of stammen schiet en wast. En dat hier de takken verstaan worden, is genoeg af te nemen uit hetgeen hierop volgt, en uit Neh. 8:16, waar nog meer soorten van takken genoemd worden. En uit deze maakten zij hunne loofhutten. 2Ki 19.30 Ne 8.15 43) schoon geboomte, ALs, olijfbomen, mirtebomen, palmbomen. Zie Neh. 8:16. Ne 8.15 44) palmtakken, Hebreeuws, handen van palmen. 45) beekwilgen; Met welke men die voorgemelde takken aan elkander bond, zoals sommigen menen. 46) loofhutten heb doen wonen, Te weten, de veertig jaren, die zij in de woestijn wandelden. Dat is, Ik heb u wonderbaarlijk onderhouden, zonder huizen te hebben ter woning en zonder vruchten der aarde ter voeding.
Copyright information for
DutKant