Leviticus 23:36

41) verbodsdag;

Hebreeuws, verbod, of ophouding. Omdat op dien dag verboden was enig dienstwerk te doen, en de gemeente opgehouden werd om bijeen te blijven tot verrichting van den publieken godsdienst. Zie ook Num. 29:35; Deut. 16:8; 2 Kon. 10:20; Neh. 8:18; Jo‰l. 1:14; Amos 5:21. Anders, solemnele vergadering, vierdag, of bijeenkomst. Anders, sluitdag. Dat is, de laatste en voornaamste dag, waarmede het feest besloten werd. Zie Deut. 16:8; Joh. 7:37.

Nu 29.35 De 16.8 2Ki 10.20 Ne 8.17 Joe 1.14 Am 5.21 De 16.8 Joh 7.37

John 7:37

66) laatsten dag,

Dat is, den achtsten dag, die zowel als de eerste moest gevierd worden met samenkomsten en offeranden. Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

67) Zo iemand dorst,

Alzo de Joden zich voornamelijk op dit feest, al de vruchten nu ingezameld zijnde, vrolijk maakten met eten en drinken, zo schijnt dat Christus daaruit gelegenheid neemt, om hen van den rechten geestelijken drank te onderwijzen en daartoe te noden.

68) die kome tot

Dat is, uit het gevoel van zijne ellende verlangt daarvan verlost te worden. Zie Jes. 44:3, en Jes. 55:1; Joh. 4:14.

Isa 44.3 55.1 Joh 4.14
Copyright information for DutKant