Leviticus 26:11

16) tabernakel

Dat is, Ik wil maken dat mijn genade en woord en godsdienst u steeds bijblijven zullen, opdat ik uw God blijve en gij mijn volk. Vergelijk Lev. 26:12.

Le 26.12

17) walgen.

Het Hebreeuwse woord betekent iets met grote verfoeiing verwerpen en een afkeer daarvan hebben. Alzo onder, Lev. 26:15,30,43,44.

Le 26.15,30,43,44

John 14:23

50) woning bij

Grieks blijving; gelijk ook van den Heiligen Geest gezegd wordt, Joh. 14:17.

Joh 14.17

1 Corinthians 15:28

83) onderworpen worden

Namelijk afgelegd hebben, niet Zijn goddelijke natuur en macht, maar deze wijze van bediening van Zijn Middelaarsambt, welke Hij, als een gezant des Vaders, alsdan volkomen volbracht en uitgevoerd zal hebben.

84) God zij

Namelijk de Vader.

85) alles in allen.

Dat is, zijne gemeente voorts door Hem zelf, als ware God met den Zoon en den Heiligen Geest zonder middel verheerlijke.

2 Corinthians 6:16

31) de tempel Gods met de

Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd.

32) gij zijt de tempel

Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21,22; 1 Petr. 2:5.

Eph 2.21,22 1Pe 2.5

33) des levenden Gods;

Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand. 17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden.

Ac 17.25

34) God gezegd heeft:

Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11,12, ten dele uit Ezech. 37:26.

Le 26.11,12 Eze 37.26
Copyright information for DutKant